In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Waar denk jij aan bij omzetbelasting?
Slide 1 - Woordweb
Moet je over de aankoop van een woning btw betalen?
A
Nee, over reeds 'bestaande' onroerende zaken wordt geen btw geheven
B
Ja, nieuw gebouwde onroerende zaken vallen onder de btw
C
Nee, over nieuwe onroerende zaken wordt geen btw geheven
D
Ja, over reeds 'bestaande' onroerende zaken wordt btw geheven
Slide 2 - Quizvraag
Wie is de belastingplichtige voor de omzetbelasting?
A
De ondernemer
B
De klant
Slide 3 - Quizvraag
Wie betaalt feitelijk de btw?
A
De ondernemer
B
De klant
Slide 4 - Quizvraag
21%
9%
Slide 5 - Sleepvraag
Totaalbedrag waarvoor de verkochte artikelen zijn ingekocht, exclusief btw.
Totaalbedrag waarvoor de artikelen zijn ingekocht, inclusief btw.
De btw die je betaalt aan leveranciers en die je terugontvangt van de Belastingdienst.
De btw die je ontvangt van klanten en die je moet afdragen aan de belastingdienst
Inkoopfactuurprijs
Inkoopwaarde van de omzet
Voorbelasting
Verschuldigde omzetbelasting
Slide 6 - Sleepvraag
Waarover moet btw geheven worden?
Slide 7 - Open vraag
Hoeveel tarieven kennen we in de omzetbelasting?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quizvraag
De omzetbelasting kent 3 tarieven (21%, 9%, 0%) en vrijgesteld. Kappersdiensten vallen onder
A
21%
B
9%
C
0%
D
vrijgesteld
Slide 9 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een vrijstelling voor de omzetbelasting
Slide 10 - Open vraag
Wat betekent ook al weer het begrip voorbelasting?
Slide 11 - Open vraag
BTW berekenen?
- Verkoopprijs (excl. btw)(verkoopprijs = 100%)
- Consumentenprijs (incl. btw)(consumentenprijs = verkoopprijs + btw percentage)(vaak dus 121% of 109%)
Slide 12 - Tekstslide
Bo heeft een sieradenwinkel. In het eerste kwartaal van dit jaar heeft zij een omzet van €5000,-. Dit is exclusief omzetbelasting. Voor het inkopen van sieraden heeft Bo een factuur ontvangen van de groothandel. Een bedrag van €1210,- dit is incl. omzetbelasting. Hoeveel omzetbelasting moet Bo over deze omzet betalen?