Oude Griekenland

Het Oude Griekenland
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het Oude Griekenland

Slide 1 - Tekstslide

WAAR OF NIET WAAR?
De Grieken leefden in de Prehistorie
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

WAAR OF NIET WAAR?

Als we het over het Oude Griekenland hebben hebben we het over de tijd van 800 tot ca. 150 v.Chr.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?
Het Oude Griekenland was net zo groot als het huidige Griekenland.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quizvraag

Sleep de onderdelen van de polis naar de juiste plek
Acropolis
Agora
Platteland
Haven
Stadsmuur
Stad
Tempel

Slide 6 - Sleepvraag

Acropolis
De acropolis (hoge stad) was het middelpunt van de stad. Het was een versterkte heuvel.
Tempel
De tempel was voor de Grieken erg belangrijk. Net als de Egyptenaren dachten de Grieken dat de goden invloed hadden op het dagelijks leven en ze moesten dus tevreden gehouden worden.
Agora
De agora was het marktplein. Hier konden burgers elkaar ontmoeten om te praten over het bestuur en konden de handelaren handelen.
Stad
Om de acropolis groeide vaak een stad. Door de handel en veiligheid kwamen veel mensen hier wonen.
Platteland
Veel mensen woonden in de stad, maar de meeste mensen waren toch nog boer en woonden op het platteland.
Haven
De Grieken waren handelaren. Veel handel gebeurde over zee en bijna elke stad had dan ook een haven.
Stadsmuur
In de tijd van de Grieken werd veel oorlog gevoerd. Veel steden bouwden dus een stadsmuur om de stad en burgers te beschermen.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht kolonisatie 

Slide 8 - Tekstslide

In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was

Slide 9 - Quizvraag

De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen

Slide 10 - Quizvraag

Maar niet iedereen was burger!

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een oligarchie?
timer
1:00000

Slide 12 - Open vraag

Sparta
  • Een koning is de baas (monarchie)

  • Oorlog en het leger zijn belangrijk

  • Kinderen krijgen een zware, Spartaanse opvoeding

  • Er zijn slaven

Slide 13 - Tekstslide

Hieronder staan eigenschappen.
⇒Welke eigenschappen horen bij de Griekse goden?

1. Ze zijn sterfelijk
2. Ze zijn onsterfelijk
3. Ze hebben menselijke eigenschappen
4. Ze hebben goddelijke eigenschappen
A
2, 3, 4
B
1, 2, 4
C
1, 3, 4
D
1, 2, 3

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

WAAR OF NIET WAAR?
De Griekse goden wonen met z'n allen in een hemels paradijs op de berg Vesuvius

A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide


Zeus

  • God van de donder
  • Oppergod
  • Afgebeeld met bliksemschicht
  • Getrouwd met Hera, maar ging regelmatig vreemd!

Slide 18 - Tekstslide


Hera

  • Godin van het huwelijk
  • Getrouwd met Zeus, maar dit was geen gelukkig huwelijk
  • Behalve zijn vrouw, ook zijn zus

Slide 19 - Tekstslide


Hades

  • God van de onderwereld
  • Broer van Zeus
  • Getrouwd met zijn nicht Persephone
  • Zijn driekoppige hellehond Kerberos bewaakte de onderwereld

Slide 20 - Tekstslide


Poseidon

  • God van de zee
  • Broer van Zeus
  • Herkenbaar aan zijn drietand

Slide 21 - Tekstslide


Aphrodite

  • Godin van de liefde en de schoonheid
  • Dochter van Zeus
  • Afgebeeld met schelp of dolfijnen
  • Haar zoon heet Eros (Amor, Cupido)

Slide 22 - Tekstslide


Pallas Athena

  • Godin van de wijsheid en dapperheid
  • Dochter van Zeus
  • Geboren uit zijn hoofd
  • Ze wordt vaak afgebeeld met een uil

Slide 23 - Tekstslide

WAAR OF NIET WAAR?

Hardlopen (in je nakie) was de belangrijkste sport bij de Olympische Spelen
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

WAAR OF NIET WAAR?
Socrates was de grondlegger van de medische wetenschap.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

De oude Olympische Spelen

  • 776 v. Chr. tot 393 n. Chr.
  • Elke vier jaar
  • Ter ere van Zeus
  • Naakt
  • Eerder in het jaar spelen voor de vrouwen
  • Ter ere van Hera
  • Met kleding

Slide 28 - Tekstslide

0

Slide 29 - Video

De Perzische oorlogen

  • De slag bij Marathon (490 v. Chr.), Perzisch landleger verslagen.

  • De slag bij Salamis (480 v. Chr.), Perzische vloot verslagen.

  • De slag bij Plataeae (479 v. Chr.), de genadeklap.
490-479 v. Chr.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is er zo bijzonder aan de Perzische oorlogen?
A
Alle Grieken werken samen tegen Perzië
B
De Grieken hadden na de oorlog één groot rijk.
C
Sparta en Athene gingen tegen elkaar vechten.
D
Athene verloor na de oorlog haar democratie.

Slide 31 - Quizvraag

Peloponnesische oorlog
  • Athene en Delische Bond
  • Sparta en de Peloponnesische Bond
  • Oorlog 431-405 v. Chr. die Sparta won

Slide 32 - Tekstslide

Wie won de Peloponnesische oorlog?
A
Sparta
B
Athene
C
Korinthe
D
Megara

Slide 33 - Quizvraag

  • Opvolger van Philippus II
  • "Zoon van zeus"
  • Streefde naar eenheid in zijn rijk.
  • Hij verspreidde de Griekse Cultuur (hellenisme)
Alexander de Grote

(336-323 v. Chr.)

Slide 34 - Tekstslide

Dankzij de falanx met langere lanzen, een sterke cavalerie (paarden) en flexibele hoplieten (voetsoldaten) liep Alexander zijn tegenstanders onder de voet
Militaire overwinningen

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Link

Wat is de juiste volgorde?
A
Perzische oorlogen-Peloponnesische oorlog-Alexander de Grote
B
Alexander de Grote- Perzische Oorlogen- Peloponnesische oorlog
C
Peloponnenische oorlog-Perzisch oorlogen- Alexander de Grote
D
Wacht....wat?!

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide