B-uur

Welkom!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Voorstellen: wie ben ik?

Slide 2 - Tekstslide

Voorstellen: wie ben jij?
  • Hoe heet je?
  • In welk land ben je geboren?
  • In welke plaats woon je nu?
  • Hoe ziet jouw gezin eruit? (vader, moeder, broer, zus?) 

Slide 3 - Tekstslide

werken aan opdracht

Slide 4 - Tekstslide

Bedenk zoveel mogelijk woorden die te maken hebben met de markt/eten

Slide 5 - Tekstslide

Filmpje kijken over eten
https://youtu.be/NrhtXSqEsnY?si=AxuakF4bGXuHgZ1p

Slide 6 - Tekstslide

Woorden raden
Ik omschrijf een woord, maar ik noem het woord niet. Je moet het woord raden dat ik beschrijf. Wie de meeste woorden heeft geraden, heeft gewonnen.

Slide 7 - Tekstslide

Stillezen
Schrijf de moeilijke 
woorden in je schrift en op het blaadje
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Voorlezen

Slide 9 - Tekstslide

stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap
groot
groter
grootst
duur
duurder
duurst
fijn
fijner
fijnst
fantastisch
fantastischer
meest fantastisch
Trappen van vergelijking

Slide 10 - Tekstslide

Andere vergrotende en overtreffende trap

Deze moet je onthouden:
  1. Weinig - minder - minst
  2. Veel - meer - meest
  3. Goed - beter - best
  4. Lief - liever - liefst

Slide 11 - Tekstslide

maak het lijstje af


  1. Weinig - 
  2. Veel - 
  3. Goed - 
  4. Lief - 

Slide 12 - Tekstslide

Welke zin is goed en waarom?
Hij is groter dan ik.
of
Hij is groter als ik.

Slide 13 - Tekstslide

Als of dan?
Vul de zin aan met de persoonsvorm. Dan kun je horen wat er moet staan.
Voorbeeld: Zij kan mooier tekenen dan ik (kan).
Mijn docent is net zo groot als ik. (ben)

Bij een verschil gebruik je dan.
Bij een overeenkomst (zelfde) gebruik je als.

Slide 14 - Tekstslide

Klokhuis kijken
Leraar

Slide 15 - Tekstslide

Feedback geven aan je leraar
Je leraar legt iets uit, veel te snel, en helemaal onduidelijk. Je snapt er niets van. Bekijk de afbeelding.
Hoe zal de leraar reageren op deze feedback, denk jij?

Slide 16 - Tekstslide

Feedback geven 
Schrijf op de ene kant van het papiertje wat je leuk/goed vindt aan de lessen NT2 en op de andere kant wat je niet leuk/goed aan de lessen vindt.

Slide 17 - Tekstslide

nakijken  en maken 
nakijken: les 26
maken: les 27 en 28

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Noteer de woorden die volgens jou met kerst te maken hebben.

Slide 20 - Open vraag

Wat vieren christenen met kerst?
A
de opstanding van Jezus
B
de geboorte van Jezus
C
de geboorte van Maria
D
de laatste maaltijd van Jezus

Slide 21 - Quizvraag

In welke plaats is Jezus geboren?
A
Jeruzalem
B
Nazareth
C
Bethelehem
D
Akko

Slide 22 - Quizvraag

In wat voor huis is Jezus geboren?
A
in een paleis
B
in een herberg
C
in de open lucht
D
in een stal

Slide 23 - Quizvraag

Wie zijn de ouders van Jezus?
A
Adam en Eva
B
Jozef en Maria
C
Mozes en Elisabeth
D
Jacob en Lea

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vier jij kerst?
A
ik vier geen kerst
B
met cadeautjes en eten met familie
C
eten met familie
D
naar de kerk gaan en eten met familie

Slide 25 - Quizvraag

Klokhuis kijken
Waarom vieren we kerst?

Slide 26 - Tekstslide

Elkaar beter leren kennen
Je krijgt een papier met vragen. Loop door de klas en stel een vraag aan iemand uit de klas. Probeer zoveel mogelijk vragen aan verschillende leerlingen te stellen. Als je de vraag hebt gesteld, zet je een kruisje door de vraag.

Slide 27 - Tekstslide

uitleg les 21

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

woorden raden
Ik geef een omschrijving van het woord zonder het te noemen. Voorbeeld: het is fruit en het is rond en groen (=appel) Er zijn twee borden, dus twee groepen. Schrijf omstebeurten het woord op het bord. Je mag van elkaar geen woorden uitvegen.

Slide 30 - Tekstslide