Herhaling zinsdelen

Herhaling van de zinsdelen (enkelvoudige zinnen)
- Persoonsvorm (PV)
- Onderwerp (OW)
- Werkwoordelijk gezegde (WG)
- Naamwoordelijk gezegde (NG)
- Lijdend voorwerp (LV)
- Meewerkend voorwerp (MV)
- Bijwoordelijke bepaling (BWB)
- Voorzetselvoorwerp (VV)
- Bijvoeglijke bepaling (BIJV. BEP.)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling van de zinsdelen (enkelvoudige zinnen)
- Persoonsvorm (PV)
- Onderwerp (OW)
- Werkwoordelijk gezegde (WG)
- Naamwoordelijk gezegde (NG)
- Lijdend voorwerp (LV)
- Meewerkend voorwerp (MV)
- Bijwoordelijke bepaling (BWB)
- Voorzetselvoorwerp (VV)
- Bijvoeglijke bepaling (BIJV. BEP.)

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan
Als je (enkelvoudige) zinnen moet ontleden, moet je een stappenplan aanhouden, zodat het overzichtelijk blijft. 

Leer het stappenplan in de juiste volgorde uit je hoofd en leer alle zinsdelen uit je hoofd.


Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1
Herhalingsopdracht 1
1. Ontleed de zinnen. Noteer de: PV/OW/WG/NG/LV/MV/BWB/VV/BIJV. BEP.

Slide 3 - Tekstslide

Op deze website kun je alle Nederlandse liedjes vinden.

Slide 4 - Open vraag

De Rabobank heeft in het tweede kwartaal de winst zien toenemen.

Slide 5 - Open vraag

Bij de opening van het winkelcentrum waren veel hoogwaardigheidsbekleders aanwezig.

Slide 6 - Open vraag

Het voordeel van de twijfel hoeven wij haar niet te geven.

Slide 7 - Open vraag

Dat liedje is in korte tijd populair geworden.

Slide 8 - Open vraag

Mark wacht op zijn vrienden.

Slide 9 - Open vraag

Je kan morgen rekenen op de financiële steun van je pa

Slide 10 - Open vraag

Maarten heeft hem het slechte nieuws na het eten verteld.

Slide 11 - Open vraag

Marie dacht aan de oever van de Maas aan haar vroegere geliefde.

Slide 12 - Open vraag

Arjan schijnt de beste voetballer te zijn.

Slide 13 - Open vraag

Door de geur van pizza moest Wesley denken aan zijn vakantie in Italië.

Slide 14 - Open vraag

Opdracht 1
Herhalingsopdracht 2
Bedenk zelf zinnen die aan bepaalde eisen moeten voldoen.

- Als een zinsdeel wordt genoemd als eis, dan moet het in je bedachte zin zitten.
- Als een zinsdeel niet wordt genoemd, dan mag het niet in je bedachte zin zitten.


 zinsdelen in moeten zitten. Zinsdelen die niet genoemd worden, mogen er niet in zitten. 

Slide 15 - Tekstslide

Bedenk een zin met een: pv, ow, wg, lv en bwb.

Slide 16 - Open vraag

Bedenk een zin met een: pv, ow, lv, mv en bwb (2x).

Slide 17 - Open vraag

Bedenk een zin met een: pv, ow, ng, bwb.

Slide 18 - Open vraag

Bedenk een zin met een: pv, ow, wg, lv, bwb en bijv. bep.

Slide 19 - Open vraag

Opdracht 1
Geef aan wat het juiste antwoord is.
Herhalingsopdracht 3

Slide 20 - Tekstslide

Als het onderwerp in de zin iets aan het doen is, dan heb je te maken met een:
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag

Als je de persoonsvorm wil vinden, dan ...
A
zet je de zin in een andere tijd.
B
maak je van de zin een vraagzin.

Slide 22 - Quizvraag

Als het onderwerp in de zin iets is of iets wordt, dan heb je te maken met een:
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 23 - Quizvraag

Een lijdend voorwerp ...
A
... kan met een voorzetsel beginnen.
B
... begint nooit met een voorzetsel.

Slide 24 - Quizvraag

In een zin met een naamwoordelijk gezegde ...
A
... kan ook een lijdend voorwerp zitten.
B
... kan nooit een lijdend voorwerp zitten.

Slide 25 - Quizvraag