Aan het werk als assistent H1

Aan het werk als assistent
Hoofdstuk 1
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
VaktheorieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aan het werk als assistent
Hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van dit hoofdstuk leer je:
- welke eigenschappen horen bij een goede beroepshouding
- hoe jij je het beste kan presenteren
- hoe je afspraken maakt en nakomt
- hoe je instructies opvolgt en om hulp vraagt.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een beroepshouding?
A
Dit is de manier waarop je je moet gedragen tijdens privé- afspraken
B
Dit is de manier waarop je je moet gedragen tijdens je werk
C
Dit is een houding die je zelf mag bepalen
D
Dit is een houding die voor alle beroepen hetzelfde is

Slide 3 - Quizvraag

Assistent
Entreeopleiding = aan het werk als assistent.
Stage
Instructies opvolgen

Slide 4 - Tekstslide

Beroepshouding

Slide 5 - Tekstslide

Beroepshouding
Klanttevredenheid
Je wilt klanten tevreden stellen en houden.
Samenwerken
Je werkt samen met collega's.
Taken uitvoeren
Je voert taken uit voor je leidinggevende.
Visitekaartje
Jij bent het visitekaartje van het bedrijf.

Slide 6 - Tekstslide

Beroepshouding

Slide 7 - Tekstslide

4

Slide 8 - Video

00:14
Welk kenmerk van een beroepshouding zie je hier?

Slide 9 - Open vraag

00:27
Welk kenmerk van een beroepshouding zie je hier?

Slide 10 - Open vraag

00:39
Welk kenmerk van een beroepshouding zie je hier?

Slide 11 - Open vraag

00:50
Welk kenmerk van een beroepshouding zie je hier?

Slide 12 - Open vraag

Persoonlijke presentatie
Je laat representatief gedrag zien in:
- kleding
- uiterlijk
- gedrag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Om welke 3 redenen kan een bedrijf vragen om bedrijfskleding te dragen?

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag!
Maak online de opdrachten van paragraaf 1.1 t/m 1.4
Deelcode klas: h0z5p

Slide 16 - Tekstslide

1.3 Persoonlijke presentatie
In je stage kom je met verschillende mensen in contact. Dit kunnen klanten, bezoekers, collega's en je leidinggevende zijn.
  • het is belangrijk dat jij een positieve indruk achterlaat
  • dit laat je zien met gedrag
  • dit laat je zien met kleding en persoonlijke verzorging
  • je bent representatief (kleding, uiterlijk en gedrag passen bij uitstraling bedrijf)

Slide 17 - Tekstslide

Bedrijfskleding
In veel beroepen dragen mensen bedrijfskleding. Het dragen van bedrijfskleding heeft 3 functies.
1. veiligheid
2. hygiëne
3. herkenbaarheid

Slide 18 - Tekstslide

Bedrijfskleding
welke beroepen?

Slide 19 - Woordweb

Zoek 1 foto van het dragen
bedrijfskleding

Slide 20 - Open vraag

Wie van jullie draagt er bedrijfskleding? Waarom?
Vind je dat leuk? of zou je het erg vinden om bedrijfskleding te dragen?

Slide 21 - Open vraag

Bedrijfskleding


Bij gebruik van bedrijfskleding zorg je ervoor dat je er zorgvuldig mee omgaat. 
Het is niet jouw eigendom.



Geen bedrijfskleding?
Zorg ervoor dat je nette kleding draagt en vraag wat voor kleding is toegestaan.

Slide 22 - Tekstslide

Bij de supermarkt moeten alle werknemers dezelfde kleding dragen zodat de klant weet wie zij kunnen aanspreken.
Wat is hier het kenmerk van bedrijfskleding?
A
Herkenbaar
B
Veiligheid
C
Hygiëne

Slide 23 - Quizvraag

Mag je met kapotte werkschoenen aan het werk gaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Is het professioneel om te laat te komen op een afspraak?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Persoonlijke verzorging
Noem enkele voorbeelden

Slide 26 - Woordweb

Persoonlijke verzorging is...
A
alles om het lichaam gezond te houden.
B
hygiëne zoals handen wassen
C
dat je aandacht besteed aan je uiterlijk
D
dat je je tanden poetst en gezond eet

Slide 27 - Quizvraag

Persoonlijke verzorging

Slide 28 - Tekstslide

Met je kleding en gedrag, make-up en kapsel geef je een bepaalde indruk.
Met je lichaamshouding en gezichtsuitdrukking geef je ook een bepaalde indruk
Met je kleding en gedrag, make-up en kapsel geef je een bepaalde indruk.

Met je lichaamshouding en gezichtsuitdrukking geef je ook een bepaalde indrukt

Slide 29 - Tekstslide

Wat vind jij belangrijk als het gaat om een goede indruk maken?

Slide 30 - Open vraag

Durf jij je te presenteren aan de klas?

Slide 31 - Open vraag

Durf jij je te presenteren aan de klas?

Slide 32 - Open vraag

Wat is een beroepshouding?
A
Dit is de manier waarop je je moet gedragen tijdens privé- afspraken
B
Dit is de manier waarop je je moet gedragen tijdens je werk
C
Dit is een houding die je zelf mag bepalen
D
Dit is een houding die voor alle beroepen hetzelfde is

Slide 33 - Quizvraag

Bij welk kenmerk van een beroepshouding hoort de volgende zin: ‘Ik help een collega bij het afronden van zijn taken zodat we allebei om 17:00 uur naar huis kunnen’.
A
Collegialiteit
B
Doorzettingsvermogen
C
Draagt verantwoordelijkheid
D
Inzet tonen

Slide 34 - Quizvraag

Een collega neemt jouw dienst over. Ze belt op en geeft aan dat ze plotseling met haar dochter naar de huisarts moet. Ze vraagt of jij een uur langer door wilt werken.
Hoe kun je ervoor zorgen dat dit wordt opgelost?
A
Door flexibel te zijn
B
Door inzet te tonen
C
Door je aan de regels te houden
D
Door je representatief te

Slide 35 - Quizvraag

Een assistent moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?
A
Dat je goed moet kunnen presenteren voor een groep mensen
B
Dat je het bedrijf en alle medewerkers goed kent
C
Dat je instructies van een leidinggevende goed opvolgt
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.

Slide 36 - Quizvraag


Maurits werkt in een kaasfabriek. Tijdens zijn dienst draagt hij een haarnetje zodat er geen haren in de producten kunnen komen.
Welke functie van bedrijfskleding wordt hier bedoeld?


A
Bescherming
B
Herkenbaarheid
C
Hygiëne
D
Veiligheid

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een privé afspraak?


A
Een overleg met collega's
B
Een afspraak met je leidinggevende
C
Een afspraak met vrienden
D
Een afspraak met je stage begeleider

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide


Wanneer heeft Jill de
tussentijdse beoordeling?

A
Maandag 9 uur
B
Dinsdag 9 uur
C
Woensdag 10 uur
D
Donderdag 13 uur

Slide 40 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van mondelinge instructie?


A
Uitleggen in stappen om een document te scannen
B
Je collega's bij elkaar roepen en toelichting geven over handen wassen
C
Uittypen hoe je in stappen iets moet inpakken
D
Een kaartje sturen met een uitnodiging voor een feestje

Slide 41 - Quizvraag

Wie draagt er werkkleding?


A
A
B
B
C
C

Slide 42 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om tijdens een instructie goed op te letten?


A
Omdat je dan instructie kunt overslaan
B
Omdat je dan minder tijd kwijt bent aan een taak
C
Omdat je dan geen vragen meer hoeft te stellen
D
Omdat je dan weet hoe je een taak juist en veilig moet uitvoeren

Slide 43 - Quizvraag