3.4.4. *
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Dictee
Slide 2 - Open vraag
Dictee
Slide 3 - Open vraag
Dictee
Slide 4 - Open vraag
Dictee
Slide 5 - Open vraag
Dictee
Slide 6 - Open vraag
Dictee
Slide 7 - Open vraag
A
de drommedarissen
B
de dromedarissen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de bepaling van plaats?
In de duinbos leven hazen, reeën en vossen.
In de duinbos leven hazen, reeën en vossen.
A
grazend
B
grazent
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de bepaling van plaats?
Krabben en garnalen zoek je in het water.
Krabben en garnalen zoek je in het water.
A
het symbool
B
het simbool
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de bepaling van plaats?
Op aarde hebben we vijf oceanen.
Op aarde hebben we vijf oceanen.
A
de contienenten
B
de continenten
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel?
De harige kat ligt onder de kast.
De harige kat ligt onder de kast.
A
de oseanen
B
de oceanen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel?
Isa wil wel naast de kat liggen.
Isa wil wel naast de kat liggen.
A
de zeëen
B
de zeeën
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel?
Isa en haar logé gaan met de fiets weg.
Isa en haar logé gaan met de fiets weg.
A
de cactussen
B
de caktussen
C
de cactusen
D
de caktussen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel?
Ze doen handschoenen aan want ze willen geen verf op hun handen.
Ze doen handschoenen aan want ze willen geen verf op hun handen.
A
de lamaas
B
de lama's
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel?
In mijn la ligt een etui en een paar boeken.
In mijn la ligt een etui en een paar boeken.
A
de schorpioenen
B
de schorpiöenen
