§4.2 Wat levert het op?

§4.2 Wat levert het op?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

§4.2 Wat levert het op?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je weet wat een ondernemer is.
  2. Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is.
  3. Je weet wat concurrenten zijn.
  4. Je kunt winst berekenen.
  5. Je weet wat productiekosten zijn.
  6. Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt en wat failliet betekent.
  7. Je hebt paragraaf 4.2 goed begrepen.

Slide 3 - Tekstslide

Wie van jullie ouders heeft thuis een eigen bedrijf?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Korte omschrijving van het bedrijf?

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel 1:
Je weet wat een ondernemer is.

Slide 6 - Tekstslide

Eigen bedrijf 

  • Zonder personeel
  • Inkomen is winst.
  • Eerst kosten maken en betalen.
  • Als er wat overblijft is er winst en daar lijft hij of zij van.
Eigen bedrijf

  • Met personeel
  • Inkomen is de winst
  • Eerst kosten maken en betalen.
  • Als er wat overblijft is er winst en daar leeft hij of zij van.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel 2:
Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat heb je nodig om een cafetaria te beginnen?

Slide 10 - Woordweb

Productie factoren
Het “recept voor een goede onderneming”
Een combinatie van mensen, machines en producten.

  1.  Kapitaal 
  2. Arbeid
  3. Natuur

Slide 11 - Tekstslide

Waar hebben mijn broers in geïnvesteerd?

En waarom?

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel 3:
Je weet wat concurrenten zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Wat is de reden om naar de supermarkt te gaan waar jij naartoe gaat en niet een anderen?

Slide 15 - Woordweb

Leerdoel 4&5:
4: Je kunt de winst berekenen.
5: Je weet wat productiekosten zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Als Gijs aan het eind van de avond de kassa van zijn restaurant opmaakt, blijkt de opbrengst € 4.300 te zijn. De kosten bedroegen diezelfde avond € 2.440.

Slide 19 - Open vraag

Reisbureau Najib organiseert een studiereis naar Praag. De kosten van de reis bedragen € 18.000.
De 45 deelnemers aan de reis betalen € 475 per persoon. Bereken de winst.

Slide 20 - Open vraag

Leerdoel 6:
Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt en wat failliet betekent.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Leerdoelen
  1. Je weet wat een ondernemer is.
  2. Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is.
  3. Je weet wat concurrenten zijn.
  4. Je kunt winst berekenen.
  5. Je weet wat productiekosten zijn.
  6. Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt en wat failliet betekent.
  7. Je hebt paragraaf 4.2 goed begrepen.

Slide 24 - Tekstslide