Opdracht: oefenen voor leestoets
-> Pak de tekst waaraan je gisteren bent begonnen erbij;
WAT WIL IK ZIEN?
a. Schrijf het tekstdoel boven de tekst;
b. arceer/ onderstreep de signaalwoorden;
c. schrijf per signaalwoord het tekstverband op;
d. onderstreep de kernzinnen en argumenten.
e. Schrijf op: wat is de hoofdgedachte? En wat is de conclusie?