wk 15: les 1 - Herhaling H2, 3, 4
1 / 40
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
informeren
beschouwen
overtuigen
activeren
amuseren
beschouwing
nieuwsbericht
reclametekst
gedicht
betoog
Slide 6 - Sleepvraag
Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Amuseren
Tekstdoel Activeren
Tekstdoel Beschouwen
nieuwsbericht over de verkiezingsuitslag
Recensie over mijn gelezen boek
Een mop in een tijdschrift
Een oproep op een website om te gaan protesteren.
Artikel op website Voedingcentrum.nl om elke dag fruit en groente te eten.
Spelhandleiding hoe je Uno moet spelen
Een ingezonden brief over de voor- en nadelen van een BTW-hoging op producten met veel suiker.
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Link
Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
beschouwen
C
overtuigen
D
informeren
Slide 11 - Quizvraag
De titel..
A
maakt de lezer nieuwsgierig.
B
laat al zien waar de tekst over gaat.
Slide 12 - Quizvraag
"Veel mensen denken dat een feestdag automatisch betekent dat je vrij bent, maar dat is niet zo."
a. Welke verband zie je hier?
b. Aan welk signaalwoord zie je dat?
a. Welke verband zie je hier?
b. Aan welk signaalwoord zie je dat?
Slide 13 - Open vraag
Werkgevers zijn dus niet wettelijk verplicht om hun werknemers vrij te geven op een officiële feestdag.
Welk verband zie je hier?
Welk verband zie je hier?
A
opsomming
B
conclusie
C
voorwaarde
D
omschrijving
Slide 14 - Quizvraag
Werkgevers zijn dus niet wettelijk verplicht om hun werknemers vrij te geven op een officiële feestdag.
Aan welk signaalwoord zie je dat?
Aan welk signaalwoord zie je dat?
Slide 15 - Open vraag
Welke tussenkopjes zie je?
Slide 16 - Open vraag
Waarvoor staat de kleur wit symbool?
Slide 17 - Open vraag
Op Goede Vrijdag werd Jezus volgens de verhalen aan het kruis genageld. Niet echt heel 'goed' voor hem dus.
Waarom noemen we dit nu toch Goede vrijdag?
Waarom noemen we dit nu toch Goede vrijdag?
Slide 18 - Open vraag
Kerst
Pasen
Hemelvaart
Pinksteren
Jezus wordt geboren
Jezus staat op uit de dood
De heilige geest komt
Jezus gaat naar de hemel
Lichtjesfeest
Oogstfeest
Pesach
40 dagen na Pasen
Slide 19 - Sleepvraag
Palm-
pasen
Stille zaterdag
Goede vrijdag
Witte donderdag
Pasen
Jezus sterft
Jezus staat op uit de dood
Laatste avondmaal
Jezus gaat naar Jeruzalem
Jezus ligt in het graf
Slide 20 - Sleepvraag
Elke tekst heeft een tekstdoel.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Tekstdoel?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Beschouwen
Slide 22 - Quizvraag
Tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
Slide 23 - Quizvraag
Een schoolboek hoort bij het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 24 - Quizvraag
Wat is GEEN tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
verkennen
Slide 25 - Quizvraag
Is 'informeren' een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel van een nieuwsbericht?
A
amuseren
B
mening geven
C
informeren
Slide 27 - Quizvraag
Een recept en een gebruiksaanwijzing zijn voorbeelden van...
A
het tekstdoel 'informeren'
B
het tekstdoel 'amuseren'
C
het tekstdoel 'opiniëren'
D
het tekstdoel 'activeren'
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst.
B
Het onderwerp van een alinea.
C
Aspecten van het onderwerp.
Slide 29 - Quizvraag
Elke tekst gaat ergens over, hoe noem je dit?
A
alinea
B
tussenkopje
C
onderwerp
D
deelonderwerp
Slide 30 - Quizvraag
Hoe noemen we verschillende aspecten van het onderwerp?
A
onderwerp
B
deelonderwerpen
C
hoofdgedachte
D
tussenkopjes
Slide 31 - Quizvraag
Hoofdzaken van een tekst vind je..
A
in de inleiding en de kernzin
B
alleen in kernzin
C
in de inleiding, het slot en de kernzin
Slide 32 - Quizvraag
Een alinea bestaat uit...
A
Meerdere kernzinnen.
B
Een kernzin, aangevuld met voorbeelden.
C
Een kernzin, aangevuld met toelichting.
D
Een kernzin in het midden van een alinea.
Slide 33 - Quizvraag
Als er uitleg of een voorbeeld wordt gegeven bij de kernzin, dan heet dit
A
een signaalwoord
B
een bijzaak
C
een deelonderwerp
D
een toelichting
Slide 34 - Quizvraag
Een kernzin geeft...
A
aan wanneer er een alinea begint
B
de belangrijkste informatie van de alinea
C
een toelichting
D
een voorbeeld
Slide 35 - Quizvraag
Welke 5 tekstdoelen ken je?
Slide 36 - Open vraag
Hoe is een tekst opgebouwd? Noem de 3 delen.
Slide 37 - Open vraag
Hoe is een alinea opgebouwd?
Slide 38 - Open vraag
Hoe moet je citeren?
Slide 39 - Open vraag
Geef aan of de zin een feit of een mening is.
Feit
Mening
De film duurde wel 180 minuten!
De film was erg langdradig
Spaghetti is lekker.
Computerspelletjes zijn pas leuk als er geweld in zit.
Sommige moslimmeisjes dragen een hoofddoek.
Het aantal vuurwerkslachtoffers is dit jaar weer gestegen.
