In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Klaar voor de start:
-boek, pen, schrift
-jas uit, tas op de grond
-telefoon uit, in de tas
Slide 1 - Tekstslide
Vooraf:
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Slide 3 - Tekstslide
Deze les
Semantische stijlfiguren
Sonnet
De toets, een voorbeeld
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt de relevante semantische stijlfiguren in een gedicht aanwijzen en benoemen met behulp van de reader.
Je kunt een sonnet herkennen alsmede de wending/chûte aanwijzen.
Slide 5 - Tekstslide
6. Semantische stijlfiguren
Reader blz. 31
Slide 6 - Tekstslide
Bekend:
Antithese
Eufemisme
Hyperbool
Litotes
Paradox
Pleonasme /tautologie
Understatement
Zelfcorrectie
Slide 7 - Tekstslide
Niet moeilijk
Ambiguïteit
Neologisme
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht
Verzamel vijf voorbeelden van semantische stijlfiguren. Begin op de eerste bladzijde van de bundel en probeer zo weinig mogelijk gedichten te gebruiken
timer
7:00
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht
Verzamel vijf voorbeelden van beeldspraak. Begin op de eerste bladzijde van de bundel en probeer zo weinig mogelijk gedichten te gebruiken
timer
7:00
Slide 10 - Tekstslide
Welke syntactische stijlfiguur?
Op school stonden ze op het bord geschreven,
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werklijkheid,de ander schijn. (Ed Hoornik)
Slide 11 - Tekstslide
Welke semantische stijlfiguur?
ogen luistert, spraken de oren,
wij hebben nog nimmer zo’n stilte gehoord
(Karel Jonckheere)
Slide 12 - Tekstslide
Het klassieke sonnet
Een rijmend gedicht van 14 regels:
2 x 4 regels (kwatrijnen) heten samen een octaaf.
2x 3 regels (terzines) heten samen een sextet.
In een sonnet zit meestal een wending (chute) .
Deze wending zit vaak net over de helft of tegen het einde van het sonnet.
Slide 13 - Tekstslide
De toets
Een gedicht lezen in drie fasen
Een oefenessay
Slide 14 - Tekstslide
'Winter' Ingmar Heytze
Lees het gedicht voor jezelf goed door.
Slide 15 - Tekstslide
Alinea 1 en 2
1. Keuze voor het gedicht (toets: keuze uit drie gedichten)
2. Eerste leesronde: parafrase
Slide 16 - Tekstslide
Alinea 3
Is dit een modern of een traditioneel gedicht? Leg uit.
Slide 17 - Tekstslide
Alinea 4
Bespreek (indien van toepassing):
-soort gedicht (let op: vaak niet van toepassing)
-typografische kenmerken
-klankkenmerken
-strofenbouw
Slide 18 - Tekstslide
Alinea 5
Bespreek de syntactische en semantische stijlmiddelen inclusief beeldspraak
Slide 19 - Tekstslide
Alinea 6
Geef een afrondende, samenhangende analyse van het gedicht, eventueel met verwerking van relevante biografische informatie over de dichter.