Les adjectifs les 3

Lundi 18 janvier
Le programme pour aujourd'hui :
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden): je kan de vorm en de plek van een bijvoeglijke naamwoord aanpassen.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lundi 18 janvier
Le programme pour aujourd'hui :
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden): je kan de vorm en de plek van een bijvoeglijke naamwoord aanpassen.

Slide 1 - Tekstslide

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
- de groene auto = la voiture verte

Er zijn 2 stappen:
- de vorm van het bijvoeglijk naamwoord;
- de plek van het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Il y a des ..... livres sur la table
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 4 - Quizvraag

C'est la ..... fois qu'il mange des brocolis (premier)

Slide 5 - Open vraag

Le .... film .... qu'il a vu, c'était Star Wars
(premier + voor of na?)

Slide 6 - Open vraag

Un petit garçon. Une ..... fille

Slide 7 - Open vraag

Un grand immeuble. Une .... maison

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Il y a un nouveau garçon dans la classe. Il y a aussi une .... fille (nouveau)

Slide 10 - Open vraag

Un beau garçon. Une ... fille

Slide 11 - Open vraag

En deuxième :
La place (plek) de l'adjectif

Slide 12 - Tekstslide

La place (plek) de l'adjectif
Meest van de tijd gaat het bijvoeglijk naamwoord NA het zelfstandig naamwoord. 

Exemples :
la voiture verte;
l'hiver froid arrive.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Alors...
Het bijvoeglijk naamwoord gaat meest na de woord.
Maar er zijn een paar uitzonderingen!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

C'est correct :
A
une belle fille
B
une fille belle
C
une beau fille
D
une fille beau

Slide 17 - Quizvraag

Quelle phrase est correcte ?
A
Lis le premier phrase
B
Lis la phrase première
C
Lis la première phrase
D
Lis la phrase premières

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu as appris aujourd'hui ? (Wat heb je vandaag geleerd?)

Slide 21 - Open vraag

A MARDI !

Slide 22 - Tekstslide