Taalverzorging 1.8 (les 1 en 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek (als je die al hebt)
  • je iPad (dicht)


Les 1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek (als je die al hebt)
  • je iPad (dicht)


Les 1

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00
Fragmenten op pagina:
  • 8 t/m 10
  • 13 t/m 15
  • 88 t/m 90
  • 94 t/m 96

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen woordsoorten 1.8
  • Welke woordsoorten vind je lastig?
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les

Slide 3 - Tekstslide

Taalverzorging (p. 63)

Slide 4 - Tekstslide

lw - bn - zn
Het bijvoeglijk naamwoord voegt iets bij aan het zelfstandig naamwoord:

De grijze auto 
Een oude oma
Het onbewoonde eiland
De kleine tafel
zn: Hema, Kees, vrijheid


Slide 5 - Tekstslide

in, onder, voor, aan, van, boven, onder,......
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Voorzetsels

Slide 6 - Tekstslide

Voegwoorden
Voegwoorden voegen zinsdelen of zinnen samen.

  • Zinsdelen: Ik lust graag appels en peren.
  • Zinnen: Ik had mijn telefoon verloren, maar gelukkig heb ik hem weer gevonden.

Er zijn veel voegwoorden. De bekendste zijn: en, maar, want, of, dus, dat, omdat, terwijl, als, enzovoort.

Slide 7 - Tekstslide

zelfstandig werkwoord
- geeft in een zin aan wat het onderwerp DOET.
- komt alleen voor bij het werkwoordelijk gezegde.

Hij fietst naar school.

Slide 8 - Tekstslide

koppelwerkwoord
- zegt wat het onderwerp IS
- vorm van: zijn, worden, blijven, ...
- komt alleen voor bij het naamwoordelijk gezegde.

Hij is piloot.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord (vr. vnw.)
Er zijn vier vragende voornaamwoorden:
wie, wat, welk(e), wat voor (een).
Deze vier moet je dus gewoon uit je hoofd leren :)

Vragende voornaamwoorden staan meestal aan het begin van een vraag. 

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Welke vind je lastig?

Slide 12 - Tekstslide

Werkmoment
  • Maak van  paragraaf 1.8: 1
  • Maak opdracht 2. Welke woordsoorten ga je oefenen?
opdr.4: zn en lw
opdr.5: bn en vz
opdr. 7: psv en bzv
opdr. 8: av en vrv

Slide 13 - Tekstslide

Afsluiting
Hoe ver ben je met de opdrachten?

Welke vragen heb je?

Slide 14 - Tekstslide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek (als je die al hebt)
  • je iPad (dicht)


Les 2

Slide 15 - Tekstslide

timer
10:00
Fragmenten op pagina:
  • 8 t/m 10
  • 13 t/m 15
  • 88 t/m 90
  • 94 t/m 96

Slide 16 - Tekstslide

Planning
  • Vragen over woordsoorten? Nakijken opdracht 1.
  • Uitleg theorie 1.8 soorten werkwoorden
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les

Slide 17 - Tekstslide

Soorten werkwoorden
Wat weet je nog?

Overleg even met je buur.
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

 Staat nooit alleen in een zin. Kan bij ng en wg
zijn, worden, blijven, etc.
werken, kopen, spelen, etc. 
Ik koop een boek.
Ik ben lang.

Slide 20 - Tekstslide

Stappenplan soorten ww
  1. Onderstreep alle ww in de zin.
  2. Zet de zin in andere tijd => pv markeren.
  3. Zoek per zin belangrijkste ww => zww (doen) kww 
  4. Zijn er meer werkwoorden? => hww 

Ik ga met de bus, want ik kan niet fietsen.
Ik kan dit weekend kampioen worden.
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten

Slide 21 - Tekstslide

Werkmoment
  • Opdracht 1.8: keuzeopdrachten gemaakt?
  • Maak van 1.8: 6, 15 (tijd van de zin hoeft niet)

Af? Kijk na via antwoordenboek (zie Magister/studiewijzer).
Schrijf je verhaal af en/of benoem de woordsoorten in je verhaal.

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?


Welke vragen heb je?

Slide 23 - Tekstslide