Hoofdstuk 2: Hoofdletters en leestekens

Taalverzorging Spelling
Hoofdstuk 2
Hoofdletters & leestekens
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging Spelling
Hoofdstuk 2
Hoofdletters & leestekens

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- Je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- Je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 3 - Tekstslide

Waarom is de tekst die je net gezien hebt fout?

Slide 4 - Woordweb

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?

Slide 6 - Woordweb

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS
  • Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.
  • De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin: Het is vandaag erg regenachtig.

2. Als de zin met ’s begint, verschuift de hoofdletter: ’s Middags ben ik altijd het meest productief.
3. Bij namen: Piet Janssen, Asten, Varendonck, Europa, Gelderland, Frankrijk
4. Bij woorden die van (aardrijkskundige) namen zijn gemaakt: Brabantse, Europeaan



Slide 8 - Tekstslide

Uitzonderingen
1. Bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken gebruik je geen hoofdletter: maandag, september, lente, oosten.
2. Als een zin begint met een cijfer krijgt de zin geen hoofdletter: 86 leerlingen gingen mee met de reis naar Parijs.

Slide 9 - Tekstslide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punten

Slide 10 - Tekstslide

De komma
Een komma laat zien hoe een zin in elkaar zit. Waar plaats je een komma? 
1. Tussen twee persoonsvormen: Als ik naar school ga, neem ik altijd boterhammen mee. 
2. Tussen delen van een opsommingen (behalve voor "en" en "of"): Ik neem naar school boeken, brood, drinken en mijn laptop mee. 
3. Na een naam of uitroep aan het begin van een zin: Jan, ruim jij die spullen even op? Hé, ruim dat eens even op! 
4. Voor voegwoorden, zoals maar, want, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat en zodra (behalve voor "en" en "of"): Ik heb zin in het weekend, omdat ik dan veel leuke dingen ga doen.


Slide 11 - Tekstslide

Dubbele punt
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt.

Dat door een citaat, ofwel iemands woorden in de directe rede (letterlijk) aan te kondigen. Het citaat zelf plaats je dan tussen aanhalingstekens. Let op de plaatsing van de aanhalings- en leestekens.
Hij zei: "Vandaag heb ik genoeg gedaan." 
Ze vroeg: "Wie gaat er mee naar het dorp?"
"Ik ga mee naar het dorp", zei Maria.

Let op! Als het citaat gesplitst voorkomt, gebruik je bij beide delen aanhalingstekens.
"Ik vroeg gisteren al", zei ze, "wie er mee wilde gaan naar het dorp."




Slide 12 - Tekstslide

Dubbele punt 
Let op: Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft, gebruik je geen aanhalingstekens.
– Hij zei dat hij vandaag genoeg had gedaan.

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen! 

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
als het zomer wordt ben ik weer veel buiten

Slide 15 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met potloden aangeven

Slide 16 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 17 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 18 - Open vraag

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen'.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Juist of onjuist:
nederlandse
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Janneke de Boer
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag