Les 6 - De tijd van R&V; Vorsten in Europa (p4)

Regenten en vorsten 1600-1700
 Vorsten (p5)

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regenten en vorsten 1600-1700
 Vorsten (p5)

Slide 1 - Tekstslide

 Vorsten krijgen meer macht

Slide 2 - Tekstslide

wat weet je aan het eind van deze les?

Je weet wie Lodewijk XIV was en waarom hij zo'n bijzondere koning was

Je weet wie tsaar Peter de Grote was en waarom hij zo'n bijzondere tsaar was

Je weet wat een absolute vorst is

Begrippen: absolute macht, tsaar, Zonnekoning, soldatenkoning

Slide 3 - Tekstslide

Koningen willen meer macht

In de 17e eeuw waren de meeste landen in Europa een monarchie. Deze landen worden bestuurd door een koning en koningin of keizer en keizerin.

De koning wordt opgevolgd door zijn zoon (of dochter).

Slide 4 - Tekstslide

Alle macht aan de koning

Koningen waren sinds de Middeleeuwen steeds machtiger geworden. In de Middeleeuwen waren ze voor hun inkomsten afhankelijk van de adel.

Om die reden probeerden de koningen de macht van de adel te verkleinen.

Koningen gingen belastingen heffen in de steden, zodat zij niet meer afhankelijk waren van de adel.

Slide 5 - Tekstslide

Frankrijk

De Franse koning Lodewijk XIV lukte het om halverwege de 17e eeuw alle macht in handen te krijgen. 

Dat heet absolute macht.
Hij was het middelpunt van alles en iedereen.

Slide 6 - Tekstslide

Zonnekoning

Lodewijk XIV bestuurde Frankrijk vanuit zijn paleis in Versailles. Daarvandaan legde hij wetten en belastingen op, aan het hele land. Iedereen moest hem gehoorzamen.

Omdat Lodewijk het middelpunt was van het bestuur, werd hij de 'Zonnekoning' genoemd.

Lodewijk verkleinde de macht van de adel door ze bij hem te laten wonen in het paleis, waar hij ze kon controleren.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

opdracht 2, 3, 5a

Slide 9 - Tekstslide

Eén centraal punt

Absolute vorsten regeerden vanuit één centraal punt:

in een land waren daarom dezelfde wetten en regels.

Ook rechtspraak was gelijk.

Iedereen moest absolute vorst gehoorzamen.

Adel en geestelijkheid mochten alleen advies geven

Pruisen: koning Frederik Willem I, 'Soldatenkoning'.

Slide 10 - Tekstslide

Regeren

In de 17e eeuw vonden de burgers het absolutisme heel gewoon. Zij geloofden dat de koning zijn macht van God had gekregen.

Lodewijk maakte gebruik van zijn onaantastbaarheid door het protestantisme af te schaffen en een permanent leger in te schakelen. Lodewijk voerde ook veel oorlogen met andere landen, ook met de Republiek

Slide 11 - Tekstslide

Absolute vorsten

In Zweden, Oostenrijk, Rusland en Pruisen kwamen er absolute vorsten met absolute macht. Zij wilden ook veel macht.

Rusland: Tsaar Peter de Grote

Hij stichtte de stad Sint-Petersburg

Hij leidde goede soldaten op en liet veel oorlogsschepen bouwen.

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk


opdracht paragraaf 5:  2, 3, 5a, 8, 10  en de quiz die hierna volgt.... 

(maar eerst de opdrachten uit je werkboek maken!) 

Slide 13 - Tekstslide

de quizzzzzzz

Slide 14 - Tekstslide

Welke betekenis hoort bij het begrip: monarchie?
A
Vorm van bestuur met een minister-president aan het hoofd
B
Vorm van bestuur met een koning aan het hoofd.
C
Vorm van bestuur waar de koning weinig macht heeft.
D
Vorm van bestuur waar een dictator aan het hoofd staat.

Slide 15 - Quizvraag

Was Nederland in die tijd ook een monarchie?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent tsaar?
A
Minister-president
B
Dictator
C
Buitenlander
D
Koning

Slide 17 - Quizvraag

Op welke Nederlandse stad lijkt Sint-Petersburg heel erg?

Slide 18 - Open vraag

Hoe kregen sommige vorsten alle macht?
A
Hun vader met alle macht stierf en dan mochten zij alle macht hebben.
B
Dit werd democratisch bepaald door het volk.
C
Ze verkleinde de macht van de adel en deden alles zelf dit noem je absolutisme
D
om meer macht te geven aan de import en minder aan de export

Slide 19 - Quizvraag

Wat absolutisme?
A
De koning heeft alle macht, niemand anders heeft een beetje macht
B
De koning heeft heel weinig te zeggen, het volk bepaald bijna alles.
C
De koning heeft niks te zeggen, het volk bepaald.
D
Hier wordt het bepaalt door het centraal bestuur.

Slide 20 - Quizvraag

Je hebt van paragaaf 3 ook nog twee opdrachten gemaakt.. De antwoorden volgen nu.

Slide 21 - Tekstslide

paragraaf 3, opdracht 4a
Wat is een 17de eeuwse schutterij, als je weet dat het zelfde is als een schuttersgilde in de middeleeuwen

Slide 22 - Open vraag

paragraaf 3, opdracht 4b
Het schuttersstuk de nachtwacht past goed bij de kunst uit de Republiek omdat...

Slide 23 - Open vraag

paragraaf 3, opdracht 4c
dit schilderij werd niet zo snel in de Republiek gemaakt omdat....

Slide 24 - Open vraag

paragraaf 3, opdracht 5a, b en c
wat zie je en welke stelling is juist?

Slide 25 - Open vraag

Tenslotte.....
Opdrachten uit het werkboek paragraaf 5

Vanaf hier volgende antwoorden van de vragen uit je werkboek.
Pak je werkboek erbij en vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden die hierna volgen

Slide 26 - Tekstslide

vraag 2
Lodewijk XIV wilde graag tonen dat hij veel macht had. Uit beide bronnen blijkt dit door:
(klik op het antwoord voor het antwoord)

Slide 27 - Open vraag

vraag 3.
waarom vond Lodewijk XIV dat hij terecht alle macht had?

Slide 28 - Open vraag

vraag 5a
Waarom koos Lodewijk XIV voor de zon als zijn symbool?

Slide 29 - Open vraag

vraag 8a.
kunnen twee of meer mensen tegelijk de absolute macht hebben?

Slide 30 - Open vraag

vraag 8b.
waarom streefden vorsten naar absolute macht?

Slide 31 - Open vraag

vraag 10
twee redenen waarom vorsten prijs stelden op een sterk leger.

Slide 32 - Open vraag