4H Oefenvragen Inleiding in de biologie
1 / 38
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Zet de volgende organisatieniveaus van groot naar klein.
orgaan - populatie - orgaanstelsel - weefsel - organisme - cel - organel - biosfeer - levensgemeenschap - ecosysteem
orgaan - populatie - orgaanstelsel - weefsel - organisme - cel - organel - biosfeer - levensgemeenschap - ecosysteem
Slide 2 - Open vraag
Welk orgaan is dit?
A
Alvleesklier
B
Lever
C
Long
D
Nier
Slide 3 - Quizvraag
Welk orgaan is dit?
A
Long
B
Hart
C
Aorta
D
Hersenen
Slide 4 - Quizvraag
Welk orgaan is dit?
(het gele deel)
(het gele deel)
A
Dikke darm
B
Holle ader
C
Galblaas
D
Alvleesklier
Slide 5 - Quizvraag
Welk orgaan is dit?
(het groene deel)
(het groene deel)
A
Aorta
B
Lever
C
Galblaas
D
Alvleesklier
Slide 6 - Quizvraag
Welk orgaan is dit?
A
Hart
B
Maag
C
Milt
D
Long
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde van organisatieniveaus van klein naar groot.
A
Orgaan - populatie - orgaanstelsel - weefsel - organisme - cel - organel - biosfeer - levensgemeenschap - ecosysteem
B
organel - cel- weefsel - Orgaan - orgaanstelsel - organisme - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem - biosfeer
C
ecosysteem - populatie - cel - weefsel - organisme - orgaanstelsel - organel - biosfeer - levensgemeenschap - Orgaan
D
organel - cel- weefsel - Orgaan - orgaanstelsel - organisme - levensgemeenschap - populatie - ecosysteem - biosfeer
Slide 8 - Quizvraag
Geef de namen van deel K, L, M en N
Slide 9 - Open vraag
Noem drie weefseltypen die voorkomen in een longkwab.
Slide 10 - Open vraag
Welk orgaanstelsel wordt hier weergegeven?
A
Verteringsstelsel
B
Eetstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Zenuwstelsel
Slide 11 - Quizvraag
In welke tekening is een weefsel aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quizvraag
De slokdarm behoort tot het ...
A
Bloedvatenstelsel
B
Bottenstelsel
C
Verteringstelsel
D
Ademhalingstelsel
Slide 13 - Quizvraag
Hoe heet het donkerbruine orgaan?
A
Het hart
B
De maag
C
De long
D
De lever
Slide 14 - Quizvraag
Kijk goed naar de torso. Wat wordt er bij 10 aangegeven?
A
De maag
B
De longen
C
De nieren
D
De dikke darm
Slide 15 - Quizvraag
Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 16 - Quizvraag
Is dit een dierlijke of plantaardige cel?
A
Dierlijke cel
B
Plantaardige cel
Slide 17 - Quizvraag
Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Slide 18 - Sleepvraag
klein
groot
cel
weefsel
orgaan
orgaanstelsel
organisme
Slide 19 - Sleepvraag
Welke orgaanstelsels zie je hier?
Ademhalingsstelsel
bloedvatenstelsel
Spijsverteringsstelsel
spierenstelsel
Slide 20 - Sleepvraag
Wat is de functie van de celkern?
A
Beschermen cel
B
Stofwisseling
C
Eiwitten maken
D
Bevat DNA en stuurt cel aan
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de functie van de celwand?
A
Stofwisseling met omgeving
B
Stevigheid
C
Eiwitten maken
Slide 22 - Quizvraag
Welk onderdeel komt niet voor bij dierlijke cellen?
A
Celmembraan
B
Celkern
C
Celwand
D
Cytoplasma
Slide 23 - Quizvraag
Als ik een objectief van 40x gebruik met de microscoop en mijn oculair vergroot 10x, wat is dan mijn totale vergroting?
Slide 24 - Open vraag
Wat is onderdeel B?
A
Bladgroenkorrel
B
Ribosoom
C
Celkern
D
Mitochondrium
Slide 25 - Quizvraag
Wat is een celmembraan?
A
laagje vet- en eiwitmoleculen om de vacuole
B
laagje vet- en eiwitmoleculen om de kern
C
laagje vet- en eiwitmoleculen om de cel
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de functie van het celmembraan?
A
Het geeft stevigheid aan de cel
B
Het regelt alles wat er in de cel gebeurt
C
Het speelt een rol bij fotosynthese
D
Het speelt een rol bij de opname en afgifte van stoffen
Slide 27 - Quizvraag
Celmembraan vindt je als onderdeel van?
A
Onderdeel van een plantaardige cel
B
Onderdeel van een dierlijke cel
C
Onderdeel van plantaardige en dierlijke cel
Slide 28 - Quizvraag
Verplaatsing van water over een membraan van een lage zoutconcentratie naar een hoge zoutconcentratie is...
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet
Slide 29 - Quizvraag
Diffusie of
osmose?
osmose?
A
Diffusie
B
Osmose
Slide 30 - Quizvraag
Diffusie of
osmose?
osmose?
A
Diffusie
B
Osmose
Slide 31 - Quizvraag
Verplaatsing van water over een membraan van een lage zoutconcentratie naar een hoge zoutconcentratie
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet
Slide 32 - Quizvraag
Welk type molecuul kan op deze manier door het membraan?
A
glucose
B
natrium-ionen
C
vetten
D
zuurstof
Slide 33 - Quizvraag
Water diffundeert via kanaaltjes door het membraan. Dit transport van water noem je...
A
diffusie
B
turgor
C
osmose
D
plasmolyse
Slide 34 - Quizvraag
Sleep functie naar het juiste organel
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Vacuole
Mitochondrium
Stroperige vloeistof waarin celorganellen liggen
Bepaalt welke stoffen de cel in en uit mogen
Regelt wat er in de cel gebeurt
Met vocht gevuld blaasje dat stevigheid geeft aan de cel
Zorgt voor energie
Slide 35 - Sleepvraag
Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Breekt stoffen af
Maakt eiwitten
Bevat chromosomen
Celkern
Ribosomen
Lysosoom
Mitochondriën
ER
Golgi-systeem
Slide 36 - Sleepvraag
Er wordt een eiwit gemaakt in een cel. Welke organellen komt dit eiwit (in wording) achtereenvolgend tegen?
1
3
4
2
Celkern
Mitochondrium
Celmembraan
Ribosoom
ER
Golgi-systeem
Slide 37 - Sleepvraag
Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren
