(werk)woordspelling

Herhaling (werkwoord)spelling 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling (werkwoord)spelling 

Slide 1 - Tekstslide

Op je examen...
- Formulering (dus is je zinsopbouw goed?)
- Spelling (d's en t' maar ook typefouten, spellingstekens etc.)
- Interpunctie (punten, komma's etc.)

Aftrekpunten voor fouten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waarom ...... (beantwoorden) jij mijn appjes nooit?
A
beantwoord
B
beantwoordt

Slide 4 - Quizvraag

Ik ..... (worden) hier niet vrolijk van
A
word
B
wordt

Slide 5 - Quizvraag

Ik ..... (juichen) toen ik hoorde dat het vakantie was
A
juichte
B
juichde
C
joog

Slide 6 - Quizvraag

Hij..... (verwachten) dat ik hem zou ophalen
A
verwachte
B
verwachtte
C
verwacht

Slide 7 - Quizvraag

Ik ben ..... naar Enschede (verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist

Slide 8 - Quizvraag

Zij heeft mijn broer.... (kussen)
A
gekust
B
gekusd

Slide 9 - Quizvraag

Zoek de 4 fouten op, verbeter ze en leg uit wat er fout aan is.
1. Hij beantwoord deze vraag helemaal verkeerd.
2. Op de veiling verhandeld de verkoper een banaan en tomaat.
3. Deze kaars is snel uitgedoofd.
4. Hij vervaardigd dit kunstwerk.
5. Het museum vindt dit onaanvaardbaar.
6. Wordt jij zenuwachtig van school?
7. Softdrugs wordt in Nederland veel verkocht.

Slide 10 - Open vraag

Wat is juist gespeld?
A
mevrouw Van de Peppel
B
mevrouw van de Peppel
C
mevrouw Van De Peppel

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist gespeld als de zin begint met...
A
'S ochtends...
B
's ochtends....
C
'S Ochtends...
D
's Ochtends...

Slide 12 - Quizvraag

Ik volg een opleiding op het mbo.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Ik ben heel blij als de café's weer open gaan!
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Deze spellingsles heeft voor- en nadelen.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Aaneenschrijven
Je kunt alle woorden aaneenschrijven die geen moeilijkheden opleveren als je het opschrijft. Als je het woord hardop uitspreekt, hoor je geen pauze.

Boekenkast
Autorijden
Stresssituatie

Slide 16 - Tekstslide

oxidatie + proces
A
oxidatie proces
B
oxidatie-proces
C
oxidatieproces

Slide 17 - Quizvraag

hard + lopen
A
hard lopen
B
hard-lopen
C
hardlopen

Slide 18 - Quizvraag

stage + lopen
A
stage lopen
B
stage-lopen
C
stagelopen

Slide 19 - Quizvraag

er over na denken
A
er over nadenken
B
erover nadenken
C
erover na denken
D
er overna denken

Slide 20 - Quizvraag

Ik vond dit....
A
makkelijk
B
moeilijk

Slide 21 - Quizvraag