Minor A1 Unidad 3

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
spaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programa Unidad 3
  • Familie relaties
  • Uiterlijk en karakter beschrijven
  • Getallen tot 100
  • Zeggen of je iets leuk vindt of niet
  • Data en de maanden van het jaar

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

ME GUSTA MI GENTE
TB P.29 
1a. Las fotos de Isabel: ¿ en qué orden se mencionan? 
1: Elisa / su hija                                    
2: sus compañeras de trabajo
3: su padre con sus compañeros de fútbol.
4: Laura y Marcelo/ sus hermanos 
¿ Qué significa mis hijos, mis nietos, mis amigos, mi viaje a...,mis compañeros de trabajo ,  mi cumpleaños....?

Slide 4 - Tekstslide

Una familia famosa
TB p.30, 2a: lees de tekst
 2b: Vul de stamboom in


Pilar
Mónica
Leonardo
2c: Welk lid van de familie zou aan het woord kunnen zijn?
1.Pilar
2.Luna+Leonardo
3.Carlos y Pilar
4.Javier
5.Carlos y Pilar
WB: andere oefeningen van familie: 1,2,3,4,22

Slide 5 - Tekstslide

Vul de tabel aan: Wat betekent?
  • Voor ouders en broers  gebruik je de mannelijk vorm meervoud: 
          el padre +la madre= los padres
  • - ¿ Tienes hermanos? 
          * Sí, una hermana
  • In Spanje : el marido y la mujer.
  • In Latijns-Amerika ook : el esposo y la esposa.
  • Meer woorden p.171 "la familia".
timer
1:30

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

TBP.31, 4a LOS POSESIVOS
 
  • Het bezittelijk voornaamwoord richt zich niet naar de bezitter.
¿ Qué significa? : Luis y su tío/ Luis y su tía.
                                     Eva y su tío /Eva y su tía.
                                      Los padres y sus hijos.
                                      Sr. Bardem, su mujer es fantástica.
Luis en zijn oom. Luis en zijn tante.
Eva en haar oom. Eva en haar tante.
De ouders en hun kinderen.
Meneer Bardem,  uw vrouw is fantastisch.

Slide 8 - Tekstslide

WB. p.30, oef.5
  • Tu/ Su familia
  • mi familia
  • mi tío
  • mi madre
  • mis dos hermanos
  • mi abuelo
  • nuestro circo

WB: Andere oefeningen bezittelijke voornaamwoorden: oef.17 en 21

Slide 9 - Tekstslide

TB . p.32 
UNA EMPRESA FAMILIAR  
6. ¿Le gusta el chocolate?
Lees de tekst en omcirkel de woorden die met het onderwerp "familie " te maken hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Welke woorden die met het onderwerp "familie" te maken hebben herinner je?

hijo, nieto, familiar, hermanos, sobrino, padre, abuelo.

Slide 11 - Open vraag

Los números (de getallen)
1 t/m 10: uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez
  • 1: uno/ 10: diez/ 20: veinte/ 30: treinta/ 40:cuarenta/ 50: cincuenta/ 60: sesenta/ 70: setenta/ 80: ochenta/ 90: noventa/ 100: cien
  • Getallen die op uno eindigen, krijgen voor vrouwelijke woorden  de uitgaan una ( treinta y una fábricas).
  • Bij mannelijke woorden valt de -o weg ( treinta y un empleados)
U: Unidad: eenheid
D: Decena : tiental
WB: Oefeningen van getallen: 6, 16

Slide 12 - Tekstslide

noventa y dos
cuarenta y cinco
quince
sesenta y ocho
treinta y tres
veintiuno
cincuenta y cinco
setenta y seis
ochenta y nueve
once

Slide 13 - Sleepvraag

TB:oef. 8 Unas cifras sobre la empresa valor
  • ¿Cuántos/-as? = hoeveel?
¿ Cuántos empleados?
¿ Cuántas chocolaterías?
  • Naar iemands leeftijd vragen : met TENER
¿ Cuántos años tienes? ( hoe oud ben jij?)
  • Luister oef. 8 en geef antwoord aan de vragen.
1. 55 años
2. 7 miembros de la familia
3. 34 chocolaterías
4. 300 empleados
5. a 60 países
6. 100 productos diferentes
WB: andere oefening van hoeveelheid en getallen, oef. 20

Slide 14 - Tekstslide

Somos diferentes : Bijvoeglijke naamwoorden om iemand te beschrijven.
  •  Bijvoeglijke naamwoorden richten zich in getal en geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen



TB. p.33, oef.10. Lees de tekst en onderstreep hun eigenschappen. Daarna vul de tabel aan

un hombre atractivo
un hombre interesante
un hombre original
una mujer atractiva
una mujer interesante
una mujer original

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden on te beschrijven 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

¿Quién es Cristobal,  Enrique,
José Ángel y Alonso?

Slide 18 - Tekstslide

TB. p. 34 oef. 12 ¿ Él o ella?

1
2
3
4
5
6
Javier
Penélope
Los dos
Javier: 1,5,6
Penélope: 2,3
Los dos: 4
WB: Andere oefeningen van beschrijvingen : 8,9,10,11,18

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

TB. p.34 Werkwoord: GUSTAR
 Me Gusta el cine
  • Gusta:
Het wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud (me gusta el cine) of infinitief  (me gusta ver películas por internet).  
  • Gustan:
Het wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het meervoud ( me gustan las películas románticas).
  • Na me gusta/gustan met een zelfstandig naamwoord  volgt altijd een lidwoord: el, la, los, las : Me gusta la música
  • oef.14
Tabel invullen "iets leuk vinden of niet"
( No) Me gust......... el cine
                                       ver la tele
( No) Megust.......... los actores españoles                                                      las  películas de terror

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

TB: Oef. 15 

- ¿Te gusta ....el café/ el vino/ viajar...?
- ¿ Te gustan... las fiestas.... 
      las  películas románticas?
  • sí.
  • Sí, mucho.
  • Bastante.
  • No.
  • No mucho.
  • No, nada

Usted
-¿Le gusta .....el café/ el vino/ viajar..?
- ¿ Le gustan... las fiestas....
      las películas románticas?
  • sí.
  • Sí, mucho.
  • Bastante.
  • No.
  • No mucho.
  • No, nada

Slide 23 - Tekstslide

WB: andere oefeningen met  GUSTAR: oef.13 a,b,c
WB. p.32 , oef. 12
1. El cine
2. Los actores españoles
3. La ópera
4. Viajar en avión
5. Las personas arrogantes

Slide 24 - Tekstslide

TB. p.35 , 16
¿CUÁNDO ES TU/SU CUMPLEAÑOS?
Bij een datum wordt het bepaald lidwoord gebruikt:
1 april: El uno de abril ( in Spanje)
             El primero de abril (in Latinoamérica)
WB: andere oefeningen met de maanden van het jaar oef. 14

Slide 25 - Tekstslide

Nog te doen :-)
Andere oefeningen uit het WB: oef. 7, 15, 19, 23

Slide 26 - Tekstslide

TB. p.37 Panamericana : En Guatemala, El Salvador y Honduras con Hilda: Lezen / Beantwoord de vragen (
1. Waar wonen de ouders van Hilda (stad + land)?
2. Waarmee verdienen zij hun geld?
3. Hoeveel broers en zussen heeft Hilda?
4. Wat voor landschap heeft het land waar Hilda vandaan komt?
5. Waar ligt het meer Atitlán?
6. Wat is er te zien in Tikal?
7. In welke periode kun je het land het best bezoeken?
8. Hoe heet de hoofdstad van het land? Wat voor stad is het?
9. Wat vertelt Hilda over Antigua? Noem minimaal vijf dingen:
10. Hoeveel inwoners van het land zijn van inheemse afkomst?
11. Noem een religieus ritueel van de inheemse bevolking:
12. Wat voor soort markt is de markt van Chichicastenango?
13. Welke informatie haal je uit de tekst over El Salvador?
14. En wat wordt verteld over Honduras?



Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Planning 
  • Eerst Schrijfopdracht in het portfolio plaatsen
  • Leren
je familie beschrijven
de bezittelijke voornaamwoorden
de getallen 0 t/m 100
personen beschrijven 
het werkwoord gustar (leuk vinden) : leren en toepassen
het werkwoord SER herhalen
  • WB oefeningen maken  + Reglas y Sistemas

Slide 29 - Tekstslide