AE-7 les 4 & 5

ECONOMISCHE GROEI

Les 4 & 5
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

ECONOMISCHE GROEI

Les 4 & 5

Slide 1 - Tekstslide

AE-7 stof
H1-H5
  1. De econmische ontwikkelingen 
  2. Conjuncturele veranderingen die de effectieve vraag beinvloeden
  3. Structurele veranderingen
  4. Samenhang tussen conjunctuur & structuur
  5. Economische groei

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
De samenhang tussen conjunctuur en structuur 
  • Conjunctuur en structuur in het model van het CPB ( Centraal Planbureau
  • Adviezen van het Centraal plan bureau

Slide 3 - Tekstslide

Samenhang tussen conjunctuur en structuur in het model van het CPB (Centraal plan bureau)

Slide 4 - Tekstslide

Het CPB is een onderzoeksinstituut gericht op economische wetenschap en economische beleidsplannen

Slide 5 - Tekstslide

Waar staat de afkorting CPB voor?
A
Centraal Publiciteit Bureau
B
Centraal Plan Bureau
C
Centrum Publieke Belangen

Slide 6 - Quizvraag

Centraal Plan Bureau
  • CPB maakt analyses van economisch beleid van regering
  • Onderdeel van Ministerie van Economische Zaken, maar functioneert ook als onafhankelijk adviesorgaan
  • Politieke partijen kunnen verkiezingsprogramma laten doorrekenen

Slide 7 - Tekstslide

Als het Centraal Planbureau de koopkracht berekent dan moet er...
A
veel in je leven veranderen
B
weinig in je leven veranderen
C
niets in je leven veranderen

Slide 8 - Quizvraag

Adviezen van CPB

- Toezicht houden over de wereldhandel en de prijzen
-Overheid : begrotings en monetair beleid

Slide 9 - Tekstslide

CPB rekent wat de gevolgen zijn op het terrein van werkgelegenheid, winst van de bedrijven
Overheid neemt beslissing 

Slide 10 - Tekstslide

Conjunctuur en Structuur in het model van de CPB

Slide 11 - Tekstslide

Conjunctuur en Structuur in het model van de CPB
Aan de linkerkant van de kolom

Factoren die de AANBOD kant beinvloeden
Aan de linkerkant van de kolom

Factoren die de VRAAG kant beinvloeden

Slide 12 - Tekstslide

De pijlen geven aan dat de factoren invloed hebben op de factoren aan de vraagkant en tegenovergestelde.

Slide 13 - Tekstslide

Buiten het kader zijn er gegevens waar de economie zelf geen invloed kan uitoefenen en de instrumenten v/d overheid om economie bij te sturen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is conjunctuur?
‘vraagzijde / conjunctuur’ en de ‘aanbodzijde / structuur’ van de economie

Slide 16 - Tekstslide

Adviesorganen van de overheid
Het centraal planbureau [CPB]
Een instelling die de gevolgen van het overheidsbeleid bestudeert en voorspellingen doet over de Nederlandse economie.

centraal bureau voor statistiek [CBS]
Instelling die cijfers verzamelt, bewerkt en publiceert voor de overheid, burgers en bedrijven. Het CBS berekent bijvoorbeeld de gemiddelde gezinsconsumptie, het autogebruik in Nederland en andere (index)cijfers.

De sociaal-economische raad [SER]
Adviesorgaan van de regering voor sociaal-economisch beleid.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is volgens jou economische groei?

Slide 18 - Woordweb

Economische groei
  • Vraag neemt toe door stijging bevolking
  • Vraag neemt toe --> productie stijgt
  • Dan is er sprake van economische groei

Slide 19 - Tekstslide

Waardoor neemt vraag naar producten toe?
A
Door groei bevolking en inkomens
B
Door afname bevolking
C
Door lagere inkomens
D
Door milieumaatregelen

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Groei van de productiecapaciteit is mogelijk wanneer er productiefactoren aanwezig zijn!
  • Kapitaal
  • Arbeid
  • Natuur
  • Ondernemerschap
Kapitaal:
alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
Arbeid:
de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren
Natuur:
Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas
Ondernemerschap:
de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Hoe meer kapitaalgoederen aanwezig zijn, hoe hoger de arbeidsproductiviteit
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Technische ontwikkelingen gaan snel!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Het uitvinden van de gloeilamp hoort bij:
A
Basisinnovaties
B
Procesinnovaties
C
Productinnovaties

Slide 27 - Quizvraag

Arbeid
Beroepsbevolking = het deel van de bevolking dat voor het uitoefenen van een beroep beschikbaar is.

Slide 28 - Tekstslide

Beroepsbevolking wordt groter door: 


- bevolkingsgroei
- verhoging participatiegraad
Participatiegraad stijgt door: 

- minder mensen gaan studeren
-arbeidsongeschiktheid neemt af
- meer vrouwen op de arbeidsmarkt
- verandering bevolkingsopbouw (minder kinderen en bejaarden)

Slide 29 - Tekstslide

Wanneer meer vrouwen gaan werken dan gaat de participatiegraad:
A
Omhoog
B
Omlaag
C
Blijft hetzelfde

Slide 30 - Quizvraag

Tegenwoordig is er meer kennis en ervaring nodig om een beroep uit te oefenen. Dit is de kwantiteit van de arbeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Natuur
Voor economische groei is voldoende beschikbaarheid van hulpbronnen van groot belang. Als een hulpbron schaars wordt dan gaan de prijzen omhoog. 

Slide 32 - Tekstslide

Door de prijsstijging van olie gaat men op zoek naar alternatieve energiebronnen

Slide 33 - Tekstslide

De omvang van de productiecapaciteit hangt niet alleen van arbeid, kapitaal en natuur, maar ook de wijze waarop de productie is georganiseerd. Dit noemen we:

Slide 34 - Open vraag

De efficiency wordt verhoogd door: 
- schaalvergroting
- specialisatie
- toepassing van nieuwe technische mogelijkheden
- goed management

Slide 35 - Tekstslide

Niet alleen de kwaliteit is belangrijk bij een goed ondernemerschap, maar ook de kwantiteit. Hoe groter de ondernemingszin in een land, hoe meer bedrijven er opgezet zullen worden!

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Gevolgen van economische stagnatie:
  • werkgelegenheid wordt niet groter of loopt achteruit
  • indien de beroepsbevolking toeneemt kan er structurele of conjuncturele werkloosheid ontstaan
  • overheidsuitgaven zullen toenemen
  • financieringstekort
  • rente stijgt
  • investeringen dalen

Slide 38 - Tekstslide

Gevolgen van economische stagnatie:

  • de inkomensverdeling wordt beïnvloed --> winsten nemen af en mensen raken op een uitkering aangewezen 
  • milieu --> er worden minder huizen gebouwd, minder wegen aangelegd(positief), maar er zal ook bespaard worden op milieubeschermende maatregelen

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide