Herhaling week 9
1 / 21
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Dan koopt ze vaak borduurgaren
A
Dan koopt
B
koopt
C
koopt vaak
D
koopt borduurgaren
Slide 2 - Quizvraag
Ze borduurt al heel lang
A
Ze borduurt
B
borduurt al
C
borduurt heel
D
borduurt
Slide 3 - Quizvraag
Ik vind spruitjes niet zo lekker
A
Ik vind
B
vind
C
vind niet zo
D
vind lekker
Slide 4 - Quizvraag
De molenaar maalde het graan tot meel
A
maalde
B
maalde graan
C
maalde tot
D
graan tot meel
Slide 5 - Quizvraag
Tegen vijf uur gaan ze altijd naar huis
A
tegen gaan
B
gaan altijd
C
gaan
D
gaan naar huis
Slide 6 - Quizvraag
De tuinman heeft de tuin aangeharkt
A
heeft
B
heeft de tuin
C
de tuinman heeft
D
heeft aangeharkt
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Het hele werkwoord = blijven
Wat is de stam?
Wat is de stam?
Slide 9 - Open vraag
Het hele werkwoord = oordelen
Wat is de stam?
Wat is de stam?
Slide 10 - Open vraag
Het hele werkwoord = vermommen
Wat is de stam?
Wat is de stam?
Slide 11 - Open vraag
Het hele werkwoord = verraden
Wat is de stam?
Wat is de stam?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Dictee
Slide 14 - Open vraag
Dictee
Slide 15 - Open vraag
Dictee
Slide 16 - Open vraag
Dictee
Slide 17 - Open vraag
Dictee
Slide 18 - Open vraag
Dictee zin
