3 Kader 3.6 Evolutie

3.6 Evolutie
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.6 Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
3.6.1 Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
3.6.2 Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.

Slide 2 - Tekstslide

Soorten en rassen
Twee dieren horen tot dezelfde soort als ze samen VRUCHTBARE nakomelingen kunnen krijgen. 

Slide 3 - Tekstslide

Rassen
 Een ras is een groep organismen binnen één soort die door bepaalde erfelijke eigenschappen verschilt van de rest van de soort. Rassen zijn kunstmatig ontstaan, bijvoorbeeld door fokken of kweken.

Slide 4 - Tekstslide

Wie is de grondlegger van de evolutietheorie?
A
Richard Dawkins
B
Stephen Hawking
C
Albert Einstein
D
Chales Darwin

Slide 5 - Quizvraag

Evolutie
• variatie in genotypen
• natuurlijke selectie
• ontstaan van nieuwe soorten

Slide 6 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Dieren of planten met een fenotype dat goed is aangepast aan het milieu, hebben een grotere overlevingskans. Zij krijgen meer nakomelingen die overleven en die zelf ook weer nakomelingen krijgen. Dit noem je natuurlijke selectie. De organismen die het best zijn aangepast aan het milieu, krijgen de meeste nakomelingen.

Slide 7 - Tekstslide

Natuurlijke Selectie
Binnen een populatie komen verschillen voor. Deze verschillen zijn ontstaan door geslachtelijke voortplanting en mutaties. Hierdoor komen in een populatie ook steeds andere fenotypen voor.

Een organisme dat goed is aangepast aan zijn omgeving heeft meer kans om te overleven, en krijgt daardoor meer jongen.  

Slide 8 - Tekstslide

Het ontstaan van nieuwe soorten
Als de verschillende vormen van een soort zich niet meer met elkaar voortplanten, kunnen na lange tijd twee soorten ontstaan. De vormen gaan dan zoveel van elkaar verschillen, dat ze niet meer met elkaar kunnen voortplanten.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdracht 1 t/m 8.

Slide 10 - Tekstslide