Ned_2h_Week1_les1

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voorstellen 

Afspraken tijdens de les

Lesinhoud & iconen

Invulopdracht - Hoe leer jij? (kennismaking leerling-docent)

Uitleg methodeboek

Studiewijzer bekijken 
Invulopdracht - Lezen (herhaling jaar 1)
Zelf aan de slag

Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Mevrouw Wattimena


Diverse scholen gewerkt in Amsterdam, Utrecht, Amersfoort etc.


Vorig jaar gestart op het Jan van Egmond lyceum


Goed bereikbaar: woensdag, donderdag & vrijdag


wtt@psg.nl, teams of via magister

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Materiaal: opgeladen laptop, methodeboek Nieuw Nederlands, (leesboek), schrift en pen

Afwezigheid of te laat noteren in magister

Respect (docent, klasgenoten)

Individueel aan de slag, maar ook samenwerken of in groepsverband

Mobiele telefoon (Kahoot! en LessonUp)

Microfoon uit tijdens een les online.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Het zijn JOUW antwoorden, je kunt geen fouten maken bij deze opdracht! We bespreken de opdrachten niet klassikaal, alleen de docent zal jouw antwoorden lezen.
Het leukste aan het vak Nederlands vind ik: spelling/ lezen/schrijven/poëzie/nieuwe woorden leren/………………………………………………………………………………
Het minst leuke aan het vak Nederlands vind ik: spelling/ lezen/schrijven/poëzie/ of………….
Mijn docent hielp mij bij Nederlands (taal) met: …………………………………………………………………………………..…
Ik leer het beste als: de docent veel uitlegt/ik veel zelf mag doen/ ik samen mag werken of als………………………………………………
Als ik mij even niet kan concentreren dan helpt dit mij goed: ………………………………………………………………………


Slide 13 - Tekstslide

Het leukste aan het vak Nederlands vind ik:
spelling/lezen/schrijven/poëzie/nieuwe woorden leren/………………………………………………………………………………
Vul in wat voor jou van toepassing is.

Slide 14 - Open vraag

Het minst leuke aan het vak Nederlands vind ik:
spelling/lezen/schrijven/poëzie/nieuwe woorden leren/………………………………………………………………………………
Vul in wat voor jou van toepassing is.

Slide 15 - Open vraag

Mijn vorige docent hielp mij bij Nederlands met:

Slide 16 - Open vraag

Ik leer het beste als:
A
de docent veel uitlegt
B
ik veel zelf mag doen
C
ik samen mag werken
D
iets anders

Slide 17 - Quizvraag

Als ik mij even niet kan concentreren dan helpt dit mij goed:

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 24 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 25 - Open vraag

Antwoord
Lees de tekst oriënterend om het onderwerp te zoeken. Dat wil zeggen: je leest de eerste alinea. Alinea's zijn de genummerde stukjes waarin een tekst verdeeld is.

Bekijk de tekst:
1) Kijk naar de titel
2) Kijk naar de illustraties (plaatjes/schema's, foto's)
3) Kijk naar de tussenkopjes (titels van de tekstgedeeltes)
4) Let op andersgedrukte woorden (dik, vet, cursief)

Lees de eerste alinea (soms vetgedrukt)
Geef antwoord op de vraag: waarover gaat de tekst?
 

Slide 26 - Tekstslide

Wat is een deelonderwerp?

Slide 27 - Open vraag

Antwoord
In het middenstuk staat de meeste gedeelte van het onderwerp. De verschillende kanten van het onderwerp kunnen hier belicht worden. Dit noemen we deelonderwerpen.

Bij bijvoorbeeld een tekst over de internationale keuken past hier de deelonderwerpen: Italiaanse keuken, Griekse keuken, Spaanse keuken, Franse keuken etc.

Soms is 1 alinea één deelonderwerp, soms bestaan 2 alinea's uit één deelonderwerp.
Een tussenkopje (titel boven een alinea) kan een deelonderwerp aanduiden.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is juist?
In de inleiding..
A
wordt de hoofdgedachte weergegeven.
B
wordt het onderwerp geïntroduceerd. Vaak met een voorbeeld, anekdote of bijzondere situatie. De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is juist?
In het slot vind je de..
A
conclusie of een korte samenvatting, in nieuwberichten ontbreekt vaak het slot
B
conclusie, een tekst bevat altijd een slot

Slide 30 - Quizvraag

Wat is juist?
De hoofdgedachte van een tekst:
A
is één of meerdere zinnen die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt
B
is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat over het onderwerp gezegd wordt

Slide 31 - Quizvraag

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: nadat, terwijl, intussen, nu, eerst
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 32 - Quizvraag

Bij welke verband horen deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou
A
chronologisch
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 33 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Bij een advertentie wilt de schrijver je informeren.
B
Bij een gebruiksaanwijzing wilt de schrijver je informeren.
C
Bij een strip wilt de schrijver je activeren.
D
Allemaal juist

Slide 34 - Quizvraag

Welk doel of doelen heeft de schrijver met een illustratie bij zijn of haar tekst?

Slide 35 - Open vraag

Antwoord
  1. Tekst verfraaien
  2. Aandacht trekken 
  3. Informatie uit de tekst verduidelijken
  4. Informatie uit de tekst aanvullen

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Je gaat zelf aan de slag:

Bladzijde 238
Opdracht 1 en 2


Ben je klaar?
Maak een foto van jouw gemaakte werk (opdr 1 en 2, blz 238) en lever de foto in bij: teams - opdrachten - week1 les 1 de brug lezen.

Al weer klaar? Top!
Ga lekker stillezen.


Succes!

Slide 38 - Tekstslide

Hoe ging het voorstellen?
Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 39 - Tekstslide

Wat gaan we het volgende uur doen?
Afmaken opdrachten lezen en Kahoot! (woordenschat)


Wat moet het volgende uur mee? 
Methodeboek, schrift, pen, leesboek en je mobiele telefoon
(tenzij je in de mediatheek achter een computer zit)




Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide