Hoofdpersoon: personage dat een grote verandering doormaakt, degene om wie het verhaal draait.
Tegenspeler: belangrijkste persoon voor de hoofdpersoon en zijn verhaal. Kan ook een eigenschap van de hoofdpersoon zijn. Door tegenspeler komt hoofdpersoon in beweging. Leg je keuze voor tegenspeler uit.
Bijpersonen: noem een aantal belangrijke personages voor het verhaal / hoofdpersoon.
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdpersoon
Uiterlijke kenmerken
Karaktereigenschappen
Ontwikkeling van een personage in het verhaal
Eén of twee belangrijke gebeurtenissen voor de hoofdpersoon en zijn ontwikkeling.
Slide 8 - Tekstslide
Soorten vragen
Open vragen: wie, wat, wat, waar, wanneer, hoe.
Gesloten vragen: één kort antwoord mogelijk, zoals ja of nee. Beginnen meestal met een werkwoord.
Meerkeuzevraag: geïnterviewde heeft beperkte keus als antwoord, meestal in enquêtes.
Doorvragen: vraag die aansluit op een antwoord om meer informatie te krijgen.
Reflectieve vragen: vraag om iemand te laten nadenken over zijn eigen situatie of rol.
Slide 9 - Tekstslide
Hoe zou je dag eruit zien als je miljonair was?
Interview elkaar kort, tweetallen.
Stel één doorvraag en één reflectieve vraag op basis van het antwoord.
Schrijf op welke aanvullende vragen je hebt gesteld als interviewer.
2 minuten per interview.
Na afloop: vertel in 1 minuut over je geinterviewde.
timer
1:00
Slide 10 - Tekstslide
Stel je geïnterviewde voor:
1 minuut
Vertel iets over zijn/haar uiterlijk.
Vertel iets over karaktereigenschappen op basis van het interview.