Thema 5: Vakantie - Lezen

THEMA 5: VAKANTIE
Hoofdstuk 3: Lezen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

THEMA 5: VAKANTIE
Hoofdstuk 3: Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
  • Belangrijke woorden
  • Komma tussen persoonvormen - opsomming - voegwoorden
  • Samengesteld woord
  • Koppelteken bij samengesteld woord
  • Signaalwoord geeft aan -> tekstverband
  • 3 soorten tekstverbanden

Slide 2 - Tekstslide

Overhoring
Je krijgt een toetsblaadje.
Vul je gegevens in.
 
Er komen een aantal vragen op het bord.
Vul de juiste antwoorden in op het toetsblaadje.
Het telt mee als overhoring.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 4: schrijven
Formulier is een gedrukt of digitaal document waarop je bepaalde gegevens moet invullen.

Vaak moet je dit invullen als:
- je iets wil aanvragen
- je jezelf wil inschrijven

Slide 6 - Tekstslide

Waar moet je formulieren voor invullen?

Slide 7 - Woordweb

Vul het formulier goed in:
1. Achternaam: ____________
2. Tussenvoegsels: ________
3. Voornamen:_____________
4. Roepnaam:_____________

Slide 8 - Open vraag

Vul formulieren altijd netjes in.
Liefst met blokletters.
Wat zijn blokletters
A
losse letter goed leesbaar
B
losse letters niet goed leesbaar
C
schrijfletters goed leesbaar
D
schrijfletters niet goed leesbaar

Slide 9 - Quizvraag

Op een formulier vragen ze naar jouw nationaliteit.
Wat is dat?
A
Plaatsnaam van waar je geboren bent
B
Plaatsnaam waar jij woont.
C
Van welk land jij een burger bent.
D
In welk land je geboren bent.

Slide 10 - Quizvraag

Bij je adres hoort ook je postcode. Die postcode is altijd ...
A
2 cijfers 4 letters
B
2 letters 4 cijfers
C
4 cijfers 2 letters
D
4 letters 2 cijfers

Slide 11 - Quizvraag

In Nederland heeft iedereen een BSN
Dit is een unieke code op je legitimatiebewijs. Waarvoor staat BSN
A
Bekend Staats Nummer
B
Bekend Schrift Nummer
C
Burger Statie Nummer
D
Burger Service Nummer

Slide 12 - Quizvraag

Dan vragen ze op een formulier vaak om een: ondertekening.
Wat is dat?
A
Handtekening
B
Paraaf
C
Je volledige naam
D
Naam + adres

Slide 13 - Quizvraag

Boekje
Pasje
Binnen europa
Buiten Europa
Goedkoper
Duurder
Toestemming ouders tot 12 jaar
Toestemming ouders tot 18 jaar
Visum

Slide 14 - Sleepvraag

Je meldt je aan voor de voetbalclub.
Wat voor formulier gebruik je?
A
Inschrijfformulier
B
Aanvraagformulier
C
Klachtenformulier
D
Solliciatieformulier

Slide 15 - Quizvraag

Je zoekt een bijbaantje.
Wat voor formulier gebruik je?
A
Inschrijfformulier
B
Aanvraagformulier
C
Klachtenformulier
D
Sollicitatieformulier

Slide 16 - Quizvraag

Je bent niet tevreden over het eten in het hotel. Wat voor formulier gebruik je?
A
Inschrijfformulier
B
Aanvraagformulier
C
Klachtenformulier
D
Sollicitatieformulier

Slide 17 - Quizvraag

Je wilt rij-examen doen. Wat voor formulier gebruik je?
A
Inschrijfformulier
B
Aanvraagformulier
C
Klachtenformulier
D
Sollicitatieformulier

Slide 18 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Je gaat maken:
  • H4 Schrijven blz 153 - 174
  • Check of H3 Lezen klaar is
  • Check of H2 Spelling&Grammatica klaar is
  • Check of H1 Belangrijke woorden klaar is 
Alles klaar? NAKIJKEN (boeken liggen achter bij bord weektaak)
Dan klaar? LEESDOSSIER

Slide 19 - Tekstslide


Evaluatie

Slide 20 - Tekstslide