Woordenschat H3 en H4

Woordenschat 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Woordenschat 

Slide 1 - Tekstslide


A
Beginrijm
B
Eindrijm

Slide 2 - Quizvraag

Welke rijmende uitdrukking past hierbij?
A
Wel de lusten, niet de lasten
B
Te pas en te onpas
C
Tegen heug en meug
D
In geuren en kleuren

Slide 3 - Quizvraag


A
Aardje naar zijn vaartje
B
Zonder slag of stoot
C
Heg noch steg
D
Heitje voor een karweitje

Slide 4 - Quizvraag

Welke rijmvorm is dit?
A
Eindrijm
B
Alliteratie
C
Middenrijm
D
Geen rijm

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent fraude?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent Bakermat?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent per se?

Slide 8 - Open vraag

Rente is
A
Geld dat je leent
B
Geld dat je krijgt als je leent
C
Geld dat je betaalt voor het lenen
D
Belasting

Slide 9 - Quizvraag

Fietsers, houd rekening ........ gladheid vanmorgen.
A
Op
B
Over
C
Na
D
Met

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb veel ervaring ...... het sleutelen aan brommers
A
Met
B
Boven
C
Op
D
Over

Slide 11 - Quizvraag

"Ter hoogte van" kun je vervangen door....
A
Middels
B
Bij
C
Achter
D
Van

Slide 12 - Quizvraag

" Ten gevolge van" kun je vervangen door......
A
Door
B
Met
C
Over
D
Na

Slide 13 - Quizvraag

"In verband met" de verhuizing is onze winkel tot maandag gesloten.
A
Tijdens
B
Na
C
Vanwege
D
Over

Slide 14 - Quizvraag

De leerlingen verbazen zich ......... de hoeveelheid stof die ze moeten leren.
A
Tot
B
Met
C
Over
D
Heel erg

Slide 15 - Quizvraag

Noem 3 rijmende uitdrukkingen met eindrijm

Slide 16 - Open vraag

Noem 3 rijmende uitdrukkingen met alliteratie

Slide 17 - Open vraag

"Afvallige" betekent
A
Ontrouwe
B
Zittenblijver
C
Achterblijver
D
Onbetrouwbare

Slide 18 - Quizvraag

Een ander woord voor "evenwel" is
A
Want
B
Omdat
C
Maar
D
Ook

Slide 19 - Quizvraag

Conditie betekent
A
Voorwaarde
B
Afgetraind
C
Bijzonder
D
Opmerkelijk

Slide 20 - Quizvraag