Criminaliteit 3.1, 3.2 en 3.3

Criminaliteit 
3.1, 3.2 en 3.3 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit 
3.1, 3.2 en 3.3 

Slide 1 - Tekstslide

Maatschappelijke ladder
  • Maatschappelijke ladder: alle maatschappelijke posities van hoog naar laag.
  • vb. Chirurg heeft meer aanzien dan verpleger.

Slide 2 - Tekstslide

Ongelijke behandeling - rechtsongelijkheid
Klassenjustitie: mensen uit hogere klassen worden bevoorrecht boven mensen uit lagere klassen. Klassenjustitie vindt plaats bij opsporing, vervolging en berechting.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Recidive
Vooral jongeren tussen 16 en 23 plegen veelvoorkomende criminaliteit. De meeste jongeren stoppen hiermee als ze volwassen worden (baan / relatie).

Iemand die steeds opnieuw strafbare feiten pleegt, wordt een recidivist / veelpleger genoemd.
Recidive betekent herhaling.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom wordt iemand crimineel?
We onderscheiden 2 oorzaken:

- De individuele oorzaken ( waar de 'crimineel' zelf last van               heeft).
- Maatschappelijke oorzaken (die door de maatschappij komen)

Slide 8 - Tekstslide

Individuele oorzaken
1.  Gebrekkige opvoeding
2. Gedrags- en psychische problemen
3. Sterke groepsdruk
4. Drugsgebruik / alcoholgebruik 
5. Persoonlijkheidskenmerken (aangeboren agressief)

Slide 9 - Tekstslide

maatschappelijke oorzaken
1. Slechte levensomstandigheden
2. Minder sociale controle in de buurt 
3. Gelegenheid maakt de dief   (gelegenheidsmotief)
4. Normvervaging
5. Gebrek maatschappelijke bindingen (familie , vrienden, werk)
6. Eens een dief, altijd een dief (etikettering)

Slide 10 - Tekstslide

Uitgangspunten strafrecht
Strafrecht: omvat allemaal regels en wetten over het straffen van mensen die de wet hebben overtreden.
In het strafrecht staan alle taken en bevoegdheden van:
  • De officier van justitie (Openbaar ministerie)
  • De politie
  • De rechter

Slide 11 - Tekstslide

Uitgangspunten van het strafrecht: 

  • Je mag alleen gestraft worden voor iets wat volgens de wet strafbaar is.
  • Er wordt rekening gehouden met de ernst van het delict. 
  • Rechter kijkt naar de situatie waarin het delict plaatsvond. 
  • Rechter moet rekening houden met de persoonlijke eigenschappen en achtergrond van de verdachte. (ontoerekeningsvatbaar?) 
  • Rechter houdt rekening met de leeftijd 

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg jeugdstrafrecht

In Nederland tot 12 jaar niet vervolgd
Jongeren tussen 12 en 18 vallen onder jeugdstrafrecht 


In 2014 is er een adolescenten strafrecht ingevoerd. Jongeren tussen 16 en 23 kunnen of als volwassenen of als jongeren veroordeeld worden.

Slide 13 - Tekstslide

De rechten van een verdachte: 
  • Je bent pas verdachte als er een vermoeden is dat je schuldig bent. 
  • Verdachte heeft recht te weten waar hij van verdacht wordt. 
  • Recht op een advocaat, om te zwijgen en op een eerlijk proces. 
  • Politie mag je maar een beperkte tijd vasthouden  
  • Verdachte is onschuldig tot het tegendeel bewezen is. 
  • Recht op hoger beroep. 
  • Zaken kunnen verjaren --> kunt niet meer worden vervolgd als het te lang geleden is. 
  • Kunt maar 1 keer vervolgd worden voor een feit (behalve voor zware misdrijven) 

Slide 14 - Tekstslide

Verdachte vasthouden 
De politie mag een verdachte voor verhoor zes uur vasthouden op het politiebureau. De tijd tussen 00:00 uur en 09:00 uur wordt niet meegerekend.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Volgende les 
Toets hoofdstuk 2

Slide 17 - Tekstslide