1. ‘Je moet een levendige fantasie hebben.’
2. ‘Je moet goed kunnen schrijven. Je moet in staat zijn om een scène tot leven te laten komen in het hoofd van de lezer.
3. ‘Je moet uithoudingsvermogen hebben. Je moet bezig kunnen blijven met waar je mee bezig bent en nooit opgeven. Uur na uur, dag na dag, week na week en maand na maand.’
4. ‘Je moet een perfectionist zijn. Dat betekent dat je nooit tevreden moet zijn met wat je hebt geschreven, totdat je het opnieuw en opnieuw herschreven hebt. Maak het zo goed als je kan.’
5. ‘Je moet veel zelfdiscipline hebben. Als schrijver werk je alleen, niemand kan je ontslaan als je je werk niet doet, of je erop aanspreken als je slordig wordt.’
6. ‘Het helpt als je een goed gevoel voor humor hebt. Dit is niet essentieel als je voor volwassenen schrijft, maar wel als je voor kinderen schrijft.’
7. ‘Je moet een beetje bescheiden zijn. De schrijver die denkt dat zijn werk geweldig is, komt gauw in de problemen.’