13.5 Het autonome zenuwstelsel

H13 Zenuwstelsel
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H13 Zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
grote hersenen
kleine hersenen
ruggenmerg
hersenstam
zenuwen
zintuigen
spinaal ganglion
grensstrengen

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Na+-K+-pomp pompt (1) de cel in en (2) de cel uit. Dit kost (3). Dit transport draagt bij aan het handhaven van de (4).
Vul de woorden Na+-ionen, K+-ionen, rustpotentiaal, energie, drie en twee in en maak de zin kloppend.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ionenverplaatsing
  • Na+ en K+ ionen willen met de concentratie mee. Meeste poorten zijn dicht, beetje lekt.
  • De Na-K-pomp houdt het concentratieverschil in stand
  • Dit is actief transport en kost energie!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De neuron wordt geprikkeld (geactiveerd), hierdoor stroomt Na+ van buiten de cel naar binnen. Wat gebeurt er met de lading?
A
De buitenkant van de cel wordt positief, de binnenkant negatief
B
De buitenkant van de cel wordt negatief, de binnenkant positief

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 Prikkel -> depolarisatie
Prikkel zwak:
kleine depolarisatie en herstel naar rustpotentiaal

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na de depolarisatie sluiten de Na+ kanalen en gaan de K+ kanalen open. Hierdoor stroomt K+ naar buiten. Wat gebeurt er met de lading in de cel?
A
De binnenkant van de cel wordt weer negatief geladen
B
De binnenkant van de cel wordt weer positief geladen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde van het actiepotentiaal?
A
Depolarisatie - Repolarisatie - Hyperpolarisatie
B
Repolarisatie - Depolarisatie - Hyperpolarisatie
C
Hyperpolarisatie - Repolarisatie - Depolarisatie
D
Depolarisatie - Hyperpolarisatie - Repolarisatie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Actiepotentiaal
3
4
5
De drempelwaarde wordt bereikt
Ineens is er volledige depolarisatie:
de buitenkant van de cel is negatief geladen
en de binnenkant positief 
(membraanpotentiaal +30mV)
Door andere membraanpotentiaal 
sluiten Na-kanalen.
Ze zijn geblokkeerd en even 
niet meer gevoelig voor prikkels.
K-kanalen zijn nog open, 
de menbraanpotentiaal daalt en herstel. 
Dit noem je repolarisatie
K-kanalen sluiten traag,
de repolarisatie gaat te lang door.
De membraanpotentiaal wordt even te laag 
(te negatief binnen de cel) = hyperpolarisatie
Herstelfase.
Dankzij Na/K-pomp

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de refractaire periode is er geen actiepotentiaal mogelijk en kan er even geen nieuwe impuls geleid worden. Waarom kan dat niet?
A
Er is nog niet genoeg kalium in de cel voor de repolarisatie
B
Er is nog niet genoeg natrium buiten de cel voor de depolarisatie

Slide 10 - Quizvraag

Absoluut refractaire periode = Periode na een actiepotentiaal waarin neuron tijdelijk ongevoelig is voor nieuwe prikkels.
Relatief refractaire periode = Periode na een actiepotentiaal, waarin steeds meer Na+-poorten beschikbaar zijn en een extra sterke prikkel tot een nieuwe actiepotentiaal kan leiden.

Door de knopen van Ranvier (waar geen myeline zit) kan de impuls sprongsgewijs over de neuron lopen. Wat zou daarvan het voordeel zijn?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter
Stap 1a: Impuls komt aan bij de synaps (presynaptisch membraan)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter
Stap 1b: Ca2+ poorten gaan open, Ca2+ ionen stromen de cel in

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter
Stap 2: Neurotransmitterblaasjes worden gemobiliseerd (klaargezet)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter
Stap 3: Blaasjes fuseren met presynaptisch membraan – neurotransmitter in synaptische spleet

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter
Stap 4: Neurotransmitter bindt aan receptoren op het post-synaptisch membraan

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter
Stap 5: Na+ poorten openen: depolarisatie, actiepotentiaal bij voldoende prikkeling

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter
Stap 6: Neurotransmitter wordt afgebroken door enzymen, poorten sluiten

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhiberende neurotransmitter
Stap 5: K+ poorten openen (K+ naar buiten!), dus hyperpolarisatie!
X
X

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neuron P geeft een neurotransmitter met een inhiberende werking af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De drempelwaarde van neuron Q wordt niet bereikt.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vragen over 13.4?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

13.5 Het autonome zenuwstelsel

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je leert de verschillende indelingen van het zenuwstelsel kennen.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen het centrale en perifere zenuwstelsel.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen het animale en autonome zenuwstelsel.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen het orthosympatische en parasympatische zenuwstelsel uitleggen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling van het zenuwstelsel
(BINAS 88B)
Indeling op plaats (anatomie):
  • Centraal zenuwstelsel (CZS) => Bestaat uit
    neuronen van de hersenen en het ruggenmerg
     met hun cellen.
  • Perifeer zenuwstelsel => alle zenuwen samen,
    die zintuigen verbinden met het CZS en het
    CZS met spieren en klieren. Sensorisch & motorisch

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BINAS 88B

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indeling van het zenuwstelsel

Indeling op functie
  • Animaal zenuwstelsel: Regelt het contact met de omgeving door de informatie uit zintuigen te verwerken en op een juiste manier te koppelen aan je spieren => Bewust

  • Autonoom zenuwstelsel: Regelt je ademhaling, de werking van je hart en andere inwendige organen => Onbewust

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iemand schrijft een brief.
Is op dat moment het animale en/of autonome zenuwstelsel actief?
A
Het autonome zenuwstelsel
B
Het animale zenuwstelsel
C
Zowel het animale als het autonome zenuwstelsel
D
Geen van beide zenuwstelsel

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Autonoom zenuwstelsel
  • Orthosympatisch zenuwstelsel: actie. Het ondersteunt de werking van je skeletspieren.

  • Parasympatisch zenuwstelsel: rust en herstel van je lichaam.

  • Antagonistische werking = tegengestelde werking


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het motorische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.
A
Anatomische
B
Functionele
C
Perifere
D
Animale

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het orthosympatische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.

A
Autonome
B
Functionele
C
Perifere
D
Animale

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

BINAS 88B

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orthosympatisch zenuwstelsel
  • Actief bij inspanning
  • Zorgt voor snelle hartslag, snelle ademhaling en remming vertering.
    Grensstreng => streng zenuwknopen langs het ruggenmerg.
  • Organen verbonden met orthosympatisch zenuwstelsel

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parasympatische zenuwstelsel
  • Organen verbonden via de zwervende zenuw.

  • Zorgt voor een lagere hartslag, langzame ademhaling & stimuleert vertering.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele innervatie
  • Organen zitten gekoppeld aan zowel het para- als het orthosympatisch zenuwstelsel.
  • Parasympatisch gaat via de zwervende zenuw.
  • Orthosympatische gaat via de grensstrengen.


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevordert de assimilatie
Verwijd de bloedvaten van de skeletspieren
Stimuleert de nierwerking
Verhoogt de hartslagfrequentie
Verlaagt de ademfrequentie
Stimuleert de afscheiding van zweetklieren
Stimuleert de afgifte van het hormoon adrenaline
Parasympatisch zenuwstelsel
Orthosympatisch zenuwstelsel

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • 13.5 Het autonome zenuwstelsel
  • Vraag 1 t/m 9.
Klaar?!
Examentrainer H13
donderdag werken aan presentaties.!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies