In deze les zitten 36 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 5.2 Gemiddelde snelheid (deel 2)
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Nakijken 1 t/m 6 blz 19
Les 5.2 deel 2
Maken opgaven
Nakijken opgaven
Slide 2 - Tekstslide
Maken 1 t/m 6 blz 19
Slide 3 - Tekstslide
1
Slide 4 - Tekstslide
1
Slide 5 - Tekstslide
2
a. meter, seconde
b. kilometer per uur
Slide 6 - Tekstslide
3
a.
Slide 7 - Tekstslide
3
a.
b. De gemiddelde snelheid komt lager uit doordat de auto af en toe stilstaat (bijvoorbeeld als de inzittenden even pauze nemen) of langzamer rijdt (bijvoorbeeld in een file).
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 1100 km
t = 13 h
v = ?
v = s : t
v = 1100 : 13
v = 85 km/h
Slide 8 - Tekstslide
4
15 m/s = 54 km/h (15 x 3,6)
7,5 m/s = 27 km/h (7,5 x 3,6)
20 m/s = 72 km/h (20 x 3,6)
6,2 m/s = 22,32 km/h (6,2 x 3,6)
Slide 9 - Tekstslide
5
a.
Slide 10 - Tekstslide
5
a.
b. 12,5 x 3,6 = 45 km/h
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 500 m
t = 40 s
v = ?
v = s : t
v = 500 : 40
v = 12,5 m/s
Slide 11 - Tekstslide
6 : hardlopen (dames)
Slide 12 - Tekstslide
6 : hardlopen (dames)
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 400 m
t = 47,6 s
v = ?
v = s : t
v = 400 : 47,6
v = 8,40 m/s
v = 8,40 × 3,6 = 30,24 km/h
Slide 13 - Tekstslide
6 : vrije slag zwemmen (heren)
Slide 14 - Tekstslide
6 : vrije slag zwemmen (heren)
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 200 m
t = 1 min, 44 s
= 60 + 44 = 104 s
v = ?
v = s : t
v = 200 : 104
v = 1,92 m/s
v = 1,92 × 3,6 = 6,91 km/h
Slide 15 - Tekstslide
6 : schaatsen (dames)
Slide 16 - Tekstslide
6 : schaatsen (dames)
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 1500 m
t = 1 min, 54 s
= 60 + 54 = 114 s
v = ?
v = s : t
v = 200 : 104
v = 13,16 m/s
v = 13,2 × 3,6 = 47,38 km/h
Slide 17 - Tekstslide
Les 5.2 deel 2
Slide 18 - Tekstslide
Afstand berekenen
Slide 19 - Tekstslide
Voorbeeldopgave 3
Tom rijdt een flinke afstand op zijn racefiets. Na drieënhalf uur fietsen kijkt hij op zijn fietscomputer. Hij ziet dat zijn gemiddelde snelheid 28 km/h is. Welke afstand heeft Tom in drieënhalf uur afgelegd?
Slide 20 - Tekstslide
Voorbeeldopgave 3
Tom rijdt een flinke afstand op zijn racefiets. Na drieënhalf uur fietsen kijkt hij op zijn fietscomputer. Hij ziet dat zijn gemiddelde snelheid 28 km/h is. Welke afstand heeft Tom in drieënhalf uur afgelegd?
Slide 21 - Tekstslide
Els gaat een rondje lopen. Zij loopt flink door en heeft een gemiddelde snelheid van 5,8 km/h. Ze besluit anderhalf uur te lopen. Welke afstand heeft Els in anderhalf uur afgelegd? Voer je antwoord (met eenheid) in.
Slide 22 - Open vraag
Antwoord opgave
Els gaat een rondje lopen. Zij loopt flink door en heeft een gemiddelde snelheid van 5,8 km/h. Ze besluit anderhalf uur te lopen. Welke afstand heeft Els in anderhalf uur afgelegd? Voer je antwoord (met eenheid) in.
Slide 23 - Tekstslide
Trucje om formule om te schrijven
Slide 24 - Tekstslide
Maken: 7, 8 en 9 (vanaf blz 20)
Slide 25 - Tekstslide
7
a. 4 tussenruimtes, dus 4 x 100 = 400 m
b.
Slide 26 - Tekstslide
7
a. 4 tussenruimtes, dus 4 x 100 = 400 m
b.
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 400 m
t = 10 s
v = ?
v = s : t
v = 400 : 10
v = 40 m/s
v = 40 x 3,6 = 144 km/h
Slide 27 - Tekstslide
7
c.
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
t = 10 s
v = 90 km/h
= 90 : 3,6 = 25 m/s
s = ?
s = v . t
s = 25 x 16
s = 400 m
Fardaus vader spreekt de waarheid
Slide 28 - Tekstslide
7
c.
Slide 29 - Tekstslide
8
a. 2,5 cm. Dus: 2,5 x 2,0 = 5,0 m in de werkelijkheid
b.
Slide 30 - Tekstslide
8
a. 2,5 cm. Dus: 2,5 x 2,0 = 5,0 m in de werkelijkheid
b.
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 5 m
t = 3 s
v = ?
v = s : t
v = 5 : 3
v = 1,7 m/s
v = 1,7 x 3,6 = 6,1 km/h
Slide 31 - Tekstslide
8
c. 6,5 cm. Dus: 6,5 x 2,0 = 13 m in de werkelijkheid
Slide 32 - Tekstslide
8
c. 6,5 cm. Dus: 6,5 x 2,0 = 13 m in de werkelijkheid
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
s = 13 m
t = 3 s
v = ?
v = s : t
v = 13 : 3
v = 4,3 m/s
v = 4,3 x 3,6 = 15,5 km/h
Slide 33 - Tekstslide
9
a.
Slide 34 - Tekstslide
9
a.
Gegeven + gevraagd
Uitwerking
v = 165 km/h
t = 3 h
s = ?
s = v . t
s = 165 x 3
s = 495 km
Slide 35 - Tekstslide
9
a.
b. De benodigde tijd zal dan korter worden. Dus dan gaat de gemiddelde snelheid omhoog.