Flexles klas 1: tt, vt, door elkaar

Welkom klas 1
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook en je schrift
Stap 3: Noteer welke werkwoordtijden we hebben gehad in de afgelopen flexlessen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook en je schrift
Stap 3: Noteer welke werkwoordtijden we hebben gehad in de afgelopen flexlessen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm benoemen van een zin.
  • Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen.
  • Ik kan de persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden correct spellen.
  • Ik kan de persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden correct spellen.
  • Ik kan onderscheid maken tussen de sterke en zwakke werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Eerst een oefening maken (vragen die horen bij het leerdoel).
  • Herhaling theorie
  • Oefening met behulp van de theorie
  • Eindopdracht

Slide 3 - Tekstslide

Noem 3 manieren om de persoonsvorm te vinden

Slide 4 - Open vraag

Benoem de persoonsvorm van deze zin: Wanneer is de laatste les van dit schooljaar?

Slide 5 - Open vraag

Theorie
Persoonsvorm: De pv is altijd een werkwoord.
Je kunt de persoonsvorm vinden op 3 manieren:
  1. In een andere tijd zetten (van tt naar vt en andersom). Het werkwoord dat van tijd verandert, is de persoonsvorm.
  2. Veranderen van getal (van enkelvoud naar meervoud en andersom). Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
  3. Een vraagzin maken: Het eerste werkwoord komt dan vooraan.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm:
Vandaag moet ik naar de tandarts.

Slide 7 - Open vraag

Welk trucje gebruik je voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Slide 8 - Open vraag

Noteer de juiste vorm:
In de stad (gebeuren) er altijd van alles.

Slide 9 - Open vraag

Noteer de juiste vorm:
Mieke (verven) de muren niet, ze (behangen) de muren veel liever.

Slide 10 - Open vraag

Stappenplan werkwoordspelling
Stap 1: Is je werkwoord een persoonsvorm?
Stap 2: Ja? Kies dan de juiste tijd (Tegenwoordige tijd, verleden tijd zwak ww, verleden tijd sterk ww)
Stap 3: Tegenwoordige tijd? Vul lopen in i.p.v. het werkwoord. Hoor je de -t? Dan schrijf je de -t.

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(aanvaarden) Hij ... altijd mijn excuus.

Slide 12 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(draaien) Hij ... er altijd omheen.

Slide 13 - Open vraag

Noteer het verschil tussen een sterk en zwak werkwoord

Slide 14 - Open vraag

Benoem een voorbeeld van een zwak werkwoord

Slide 15 - Open vraag

Benoem een voorbeeld van een sterk werkwoord

Slide 16 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm:
Vorige week (komen) Niels op bezoek

Slide 17 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm:
In 2005 (zijn) de orkaan Katrina

Slide 18 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm:
In 1996 (gebeuren) een wonder, mijn geboorte

Slide 19 - Open vraag

Aan het werk
Je krijgt een eindopdracht van de werkwoordspelling.
Noteer de antwoorden in je schrift. Het papier wil aan het einde van de les weer terug

Slide 20 - Tekstslide