1.2 en 1.3

1.2 Ontwikkeling van de wereldeconomie
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

1.2 Ontwikkeling van de wereldeconomie

Slide 1 - Tekstslide

 Weet je nog paragraaf 1?
Paragraaf 2: Ontwikkeling van de wereldeconomie.
Wat gaan we doen deze les?
* Paragraaf 1.2 bespreken:
- Koloniale verhoudingen (1500-1945)
- Op weg naar onafhankelijkheid (1945-1990)
- Vrijhandel verandert de wereld (na 1990).
* aan het werk:
o.a. begrippenlijst aanvullen, opdrachten maken, samenvatting maken, kortom met de leerstof bezig zijn.

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen:
  1. Je weet welke begrippen passen bij de verschillende fasen van de wereldeconomie.
  2. Je begrijpt dat een handelsoorlog de globalisering kan bedreigen.
  3. Je kunt aan de hand van bron 10 en de atlas de veranderende positie van het Verenigd Koninkrijk uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Begrippenlijst aanvullen met:
  • Handelskolonialisme 
  • Industrieel kolonialisme 
  •  Dékolonisatie 
  • Koude Oorlog 
  • Vrijemarkteconomie 
  • Vrijhandel

Slide 4 - Tekstslide

Ontwikkeling van de handelsstromen in 3 periodes:


1: Koloniale periode 1500-1945
- Fase 1: 1500-1800 handelskolonialisme,
- Fase 2: 1800-1945 industrieel kolonialisme.
2:  1945-1990; periode van Dekolonisatie en de Koude Oorlog.
3:  Na 1990; periode van de Vrijhandel.

Slide 5 - Tekstslide

Periode 1: fase 1: Handelskolonialisme 
(1500 - 1800)
Kenmerken:
- Kolonies leveren grondstoffen en arbeidskrachten (slaven).
- Langs de kusten ontstaan plantages.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

 Periode 1: fase 2: Industrieel kolonialisme (1800-1945)
Kenmerken:
  • Ook wel modern imperialisme genoemd (snelle uitbreiding van het aantal koloniën van enkele Europese landen in de 19e eeuw
  • Het besturen van kolonies door Europa
  • Industrialisatie = grondstoffen essentieel
  • Kolonie is ook een afzetmarkt
  • -> Sterke toename wereldhandel

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Periode 2: Onafhankelijkheid (1945-1990)
  1. Dekolonisatie -> onafhankelijk worden van de kolonien. Invloeden van de moederlanden blijven zichtbaar
  2. Koude oorlog -> nieuwe indeling van de wereld:
  • Westere wereld
  • Communistische landen
  • Ontwikkelingslanden


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Periode 3: Vrijhandel (na 1990)
*Einde Koude Oorlog en vanaf 1990 uiteen vallen van de Sovjet-Unie.
https://schooltv.nl/files/Infoblok/Voortgezet_onderwijs/Geschiedenis/2009_d_EW_einde_koude_oorlog_WO.pdf
*Vrijemarkteconomie: vrij ondernemerschap, particuliere bedrijven/ vrijhandel


Slide 16 - Tekstslide

Voor- en nadelen vrijhandel
Voordelen
  • land kan zich specialiseren in product waar ze goed in zijn
  • bedrijven hebben toegang tot buitenlandse afzetmarkten

Nadelen
  • buitenlandse concurrentie -> bedrijven gaan failliet

Slide 17 - Tekstslide

Weet je nog paragraaf 2?
Bespreken paragraaf 3: Ontwikkeling in verschillende snelheden.
* Arm en rijk
* Interne oorzaken
* Externe oorzaken.

Slide 18 - Tekstslide

Begrippenlijst aanvullen:
* natuurlijke hulpbronnen, 
* politieke systeem, 
* democratie, 
* bevolkingsgroei ( natuurlijke en sociale ), 
* welvaart, 
* investeerders, 
*kolonie,
* exploitatie-kolonieën en vestigings-kolonieën.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. je weet een aantal interne en externe oorzaken voor verschil in ontwikkeling te noemen
  2. je begrijpt dat in- en externe oorzaken van armoede met elkaar samenhangen
  3. je kunt door het vergelijken van kaarten aantonen dat een land arm is

Slide 20 - Tekstslide

Waarom zijn sommige landen rijk en andere arm?
De oorzaken moet je soms zoeken:
 in het land zelf (interne oorzaken) en 
soms erbuiten (externe oorzaken)

Wanneer in een land veel negatieve factoren samenvallen, is de kans op armoede onder de bevolking groter.

Slide 21 - Tekstslide

Interne oorzaken; binnen het land zelf.
  1. Natuurlijke oorzaken
  • ontwikkelingskansen: er is voldoende vruchtbare grond, goed klimaat, natuurlijke hulpbronnen, niet te bergachtig en voldoende neerslag.
  • ligging: een goed bereikbaar land ( infrastructuur, grenzend aan zee ) heeft meer kansen dan een land omringd door andere landen

Slide 22 - Tekstslide

Interne oorzaken; binnen het land zelf.
2. Menselijke oorzaken
  • politieke systeem: corruptie en slecht bestuur is niet goed voor een land. Een sterke overheid zorgt voor rust!
  • bevolkingsopbouw: arme landen veel jongeren en rijke landen vergrijzing. Ideaal is een goede mix
  • mate van ongelijkheid.

Slide 23 - Tekstslide

Extra omschrijving.
Bij: Interne oorzaken: onder menselijke factoren valt 
o.a. het politieke systeem
Het politieke systeem is de wijze waarop het land wordt bestuurd.
 Arme landen worden slecht bestuurd, zijn weinig democratisch en worden gekenmerkt door corruptie, vriendjespolitiek en onvrijheid.

Slide 24 - Tekstslide

Extra omschrijving:
Bij interne oorzaken: valt onder menselijke factoren: de mate van ongelijkheid
Als een land zich economisch ontwikkelt, neemt de sociale ongelijkheid toe. Sommige groepen profiteren meer van de groeiende welvaart dan andere. Sociale ongelijkheid druk je uit met de Gini-coëfficiënt. Grote ongelijkheid in combinatie met een grote groep jongeren zonder uitzicht op werk, kan leiden tot ernstige sociale onrust in een land.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Extra info bij interne oorzaken valt onder
menselijke factoren: de
bevolkingsgroei en leeftijdsopbouw
Het geboortecijfer daalt wereldwijd, maar in de arme landen groeit de bevolking nog snel. Het nadeel daarvan is, dat het bnp sterk moet groeien om de welvaart per persoon te laten stijgen. Rijke landen hebben juist te maken met vergrijzing. Ook dat tast op den duur de welvaart aan, want een krimpende beroepsbevolking moet dan het geld verdienen voor een groeiende groep bejaarden. Ideaal is een leeftijdsopbouw met een grote, jonge beroepsbevolking die goed is opgeleid.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Externe oorzaken Hierbij gaat het om het soort relatie dat een ontwikkelingsland heeft met de rijke landen.
1. Koloniaal verleden
  • exploitatie kolonie: leveren van grondstoffen en landbouwproducten aan het moederland
  • vestigingskolonie: kolonisten gingen in het land wonen
2. rol land in de wereldeconomie
  • goede/gunstige ligging zodat mno's zich er gaan vestigen

Slide 29 - Tekstslide

Externe oorzaken:
1: Koloniaal verleden
Veel arme landen van nu waren vroeger koloniën. Hun rol was het exporteren van grondstoffen, landbouwproducten en later ook laagwaardige industriegoederen naar de moederlanden. Die rol spelen ze nog steeds. Nadeel is dat je hiermee veel minder verdient dan met de productie van hoogwaardige industrieproducten en diensten zoals de rijke landen doen.

Slide 30 - Tekstslide

Externe oorzaken:
2: Rol van een land in de wereldeconomie
De globalisering heeft voor mno's de wereld geopend. Of zij investeren in een land hangt af van economische (bijv. hoogte van het loon) en politieke (bijv. betrouwbare overheid) factoren. Landen in de periferie die niet aantrekkelijk zijn voor buitenlandse investeerders, moeten zich op eigen kracht ontwikkelen en dat is niet eenvoudig.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide