Burgerschapsvorming les 4, politieke partijen en stemrecht

Burgerschapsvorming les 4, Politieke partijen en stemrecht
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Burgerschapsvorming les 4, Politieke partijen en stemrecht

Slide 1 - Tekstslide

Open de les door aan te geven dat deze les gaat over politieke partijen en stemrecht. Benoem ook dat de leerlingen als voorbereiding het debat hebben voorbereid op de stelling: 'Iedereen moet vanaf 12 jaar stemrecht hebben'.

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk samen met de leerlingen het overzicht van de lessen en geef aan dat dit les 4 is. Benoem ook dat er dus nog 2 debatsessies zijn om zetels te verdienen.
Politieke partijen en
stemrecht

Slide 3 - Woordweb

Activeer de voorkennis van de leerlingen door te vragen wat ze weten over politieke partijen en stemrecht.
Wat zijn de leerdoelen van deze les?
Je leert hoe politieke partijen ontstaan!
Je leert welke politieke partijen er bestaan!
Je leert hoe stemmen werkt!
Je leert de rechten en plichten van stemrecht!

Slide 4 - Tekstslide

Benoem de leerdoelen van het eerste deel van deze les. Deze zijn te zien in de presentatie.

Belangrijke begrippen: 
-Stemmen
-Stemrecht
-Politieke partijen
Politieke partijen
Een groep mensen heeft een mening over de wetten en regels in Nederland.
Vormen een politieke partij en schrijven een partijplan.
Campagne voeren tijdens verkiezingen. 
Fractievoorzitters
Partijen uit de Tweede Kamer.

Slide 5 - Tekstslide

-Een groep mensen heeft een mening over de wetten en regels in Nederland.
-Zij vormen een politieke partij en schrijven een partijplan, over verschillende onderwerpen (zoals klimaat of onderwijs).
-Tijdens verkiezingen voeren ze campagne om stemmen te winnen. Hoe meer stemmen, hoe groter de partij wordt vertegenwoordigd in de Tweede Kamer.
-Iedere partij heeft een fractievoorzitter. Dit is het gezicht van de partij en zit dan ook op de eerste zetel van iedere partij.
-Hier staan enkele partijen die nu in de Tweede Kamer zitten.

Welke fractievoorzitters of partijen kennen de leerlingen?

Belangrijke begrippen:
-Fractievoorzitter
-Verkiezingen
-Politieke partij
-Partijplan
Quizvraag: 
Is Mark Rutte de fractievoorzitter van de VVD?

Slide 6 - Tekstslide

Stel deze vraag in de klas en laat leerlingen op elkaar reageren. Doe dit door vragen te stellen als:

'Denk je dat het klopt wat hij zegt?', 'Wat is hij nu dan wel?'.

Het juiste antwoord: Nee, hij is de minister president. Hij was van 2006 tot 2010 wel fractievoorzitter van de VVD. Nu is Sophie Hermans fractievoorzitter van de VVD.
Linkse partijen:

-Iedereen is gelijk

-Opkomen voor zwakkere in de samenleving

-Gelijke kansen

-Actieve overheid, overheid regelt veel voor de bevolking
Rechtse partijen:

-Vrijheid 

-Bevolking is zelfverantwoordelijk

-Passieve overheid, laat de bevolking zoveel mogelijk vrij  
Progressief: 
Er moet zoveel mogelijk veranderen,
de samenleving moet beter worden gemaakt.
Conservatief:
Er moet zo weinig mogelijk veranderen,
de samenleving moet blijven zoals het is. 

Slide 7 - Tekstslide

Bespreek met de klas welke richting de standpunten van verschillende partijen op gaan. 
Benoem eerst wat linkse en rechtse partijen zijn, daarna wat progressief en conservatief is.

Bekijk waar enkele partijen staan in de tabel en benoem dat de linkse partijen ook echt links zitten en de rechtse partijen rechts (in de Tweede Kamer).
Stemmen
Waar stem ik?

Wat heb ik nodig?

Wanneer mag ik stemmen?
Tweede Kamer verkiezingen.

Provinciale staten verkiezingen.

Gemeenteraad verkiezingen.

Slide 8 - Tekstslide

Vanaf je 18e verjaardag mag je stemmen. Je krijgt dan tijdens de verkiezingen een stembiljet thuis gestuurd. Deze neem je mee naar een stembureau en daar kruis je met een rood potlood aan waar je op stemt. Deze stembureaus staan in iedere gemeente, je stemt bij de gemeente waar jij woont. 

Om de 4 jaar vinden normaal gesproken Tweede kamer verkiezingen plaats. Mocht het kabinet nou eerder vallen, dus als er geen vertrouwen meer is in het kabinet vanuit de Tweede Kamer, kan het zijn dat deze verkiezingen al eerder zijn.
Naast de Tweede Kamer verkiezingen zijn er ook nog Provinciale staten verkiezingen, dit gaat over het provinciebestuur. Ook zijn er nog de Gemeenteraad verkiezingen, dit gaat over de gemeente waarin jij woont. 

Belangrijk begrip:
Stemmen
Verkiezingen

Slide 9 - Link

Deze video legt uit hoe stemmen werkt. De video duurt 5 minuten en 47 seconden.
Debatteren!
Regels en afspraken:
-Je laat elkaar uitpraten.
-Je gaat staan als je wat wil inbrengen.
-We debatteren op de inhoud, niet op elkaar.

-Ben je niet aan het debatteren? Dan ben je stil en luister je aan wie jij zetels zou geven.
-Respecteer elkaars inbreng. 

Slide 10 - Tekstslide

Herhaal de regels tijdens de debatvorm. De regels staan beschreven in de presentatie.

Belangrijke begrippen:
Debatteren
Debatteren!
Stelling: 
Iedereen moet vanaf  12 jaar stemrecht hebben.
Eens:
-Partij Rood
-Partij Groen
-Partij Blauw 
Oneens:
-Partij Paars
-Partij Geel
-Partij Oranje 

Slide 11 - Tekstslide

Benoem welke partijen het eens en oneens waren met de stelling, herhaal de stelling.
Debatteren!
Stelling:
Iedereen moet vanaf 12 jaar stemrecht hebben.
Eens     Oneens
          
Let op:
-Argumenten 
-Weerleggingen
-Overtuiging
-Reactie 
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Laat de verschillende partijen tegen elkaar debatteren, benoem waar de andere leerlingen op kunnen letten. 

Links staan welke partijen tegen elkaar debatteren deze les. 

Jij als leerkracht bent de voorzitter en geeft dus het woord aan de verschillende leerlingen. Corrigeer of complimenteer waar dat nodig of mogelijk is. 
Reflectie
Zetel verdeling

Slide 13 - Tekstslide

Bespreek met de leerlingen aan wie iedere partij de 5 zetels geeft en waarom. 
Stimuleer leerlingen om de volgende punten te onderbouwen, het liefst met voorbeelden.
-Argumenten
-Weerleggingen
-Overtuiging
-Reactie 

Vul dit vervolgens in op de geprinte versie van de zetelverdeling en adviseer de leerlingen om dit ook te doen op het werkblad. 
Reflectie
Stelling volgende les:
Het koningshuis moet worden afgeschaft! 
Eens:
-Partij Geel 
-Partij Groen 
-Partij Blauw 
Oneens:
-Partij Rood 
-Partij Paars
-Partij Oranje 

Slide 14 - Tekstslide

Geef aan dat er in de volgende les wordt gedebatteerd over de stelling 'Het koningshuis moet worden afgeschaft!'. Benoem welke partijen voor en tegen zijn. 

Spreek duidelijk de verwachting uit, dat iedere partij met sterke argumenten komt om tijdens de debatsessie in te brengen. Geef als tip mee dat ze ook na kunnen denken over hoe je argumenten van de andere partij zou kunnen weerleggen.