Extra les aan tijdschrift werken

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Pak je Chrombook (dicht laten).
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Tekstslide

Programma 1E 
  • Terugblik
  • Tijdschriften afmaken 

Slide 2 - Tekstslide

Regels
Wie weet nog welke regels er in de les gelden?

Slide 3 - Tekstslide

Regels in de klas
  1. Tijdens de opstart + uitleg praat je alleen als je je vinger opsteekt en je de beurt krijgt.
  2. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
  3. Als we het lokaal verlaten, staan de tafels recht en zijn de stoelen aangeschoven.
  4. We gaan respectvol om met de docent om.


Slide 4 - Tekstslide

Als je je niet aan de regels houdt
1 streepje = waarschuwing.
2e streepje = Regels overschrijven.
3e streepje = nablijven.

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog?
Wie weet de opdracht nog waar we voor de vakantie mee bezig waren?

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht mini-tijdschrift
  1. Maak een WORD bestand aan.
  2. Je hebt in BLINK 6 steekwoorden geschreven. Pak die erbij.
  3. Voor elk steekwoord maak je 1 kopje in WORD.
  4. Denk eraan dat het er aantrekkelijk uitziet voor je publiek. Gebruik bijvoorbeeld plaatjes.
  5. Controleer op fouten als je klaar bent.

Slide 7 - Tekstslide

Voorwaarden
Je tijdschrift moet een verhaal zijn met:
  • Een voorblad met een titel en een plaatje.
  • 6 kopjes > je steekwoorden.
  • Onder die kopjes schrijf je een alinea over dat kopje.
  • Zoek leuke plaatjes bij de alinea's.

Het tijdschrift moet deze les af.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is ook alweer een schrijfdoel?

Slide 9 - Tekstslide

Schrijfdoel en publiek
  • Met je tekst kun je verschillende doelen hebben:  

  1. Iemand amuseren (plezier in lezen geven).
  2. Iemand informatie geven of iets leren.
  3. Iemand overtuigen van iets.

  • Het publiek is voor wie je de tekst schrijft. Bijvoorbeeld kinderen, mensen die van technologie houden of autoliefhebbers.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg "structureren"
Ordenen of overzichtelijk maken. Dezelfde soort informatie/spullen bij elkaar zetten.


Slide 11 - Tekstslide

Met welke 2 dingen hou je ook alweer rekening als je iets gaat schrijven?

Slide 12 - Tekstslide

Schrijfdoel en publiek
  • Met je tekst kun je verschillende doelen hebben:  

  1. Iemand amuseren (plezier in lezen geven).
  2. Iemand informatie geven of iets leren.
  3. Iemand overtuigen van iets.

  • Het publiek is voor wie je de tekst schrijft. Bijvoorbeeld kinderen, mensen die van technologie houden of autoliefhebbers.

Slide 13 - Tekstslide

Nieuw begrip: structureren
Wat is dat denk je?

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg "structureren"
Ordenen of overzichtelijk maken. Dezelfde soort informatie/spullen bij elkaar zetten.


Slide 15 - Tekstslide

Denk na over deze vragen
  1. Waarom is structuur in een tijdschrift belangrijk?
  2. Hoe kun je zorgen voor structuur in je tijdschrift?

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk voor dinsdag
Maak je tijdschrift af en stuur deze per mail naar mij.

Klaar? Les 1 van Alert maken.

Slide 17 - Tekstslide

Programma 1E na de pauze
  • 15 min tijdschrift afmaken. Al klaar? Maak les 1 van Alert.
  • Tijdschrift inleveren >mail. 
  • Stukje van alert lezen.
  • Groepsspel.

Slide 18 - Tekstslide

Even iets anders tussendoor
Ik wil jullie beter leren kennen. Daarom gaan we een spel doen.
  • Je krijgt een blaadje.
  • Daarop schrijf je je naam.
  • Je schrijft 2 dingen op die waar zijn en 1 ding dat niet waar is over jezelf.

Voorbeeld op de volgende dia...

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld meneer Broomans
  1. Ik heb kinderen.
  2. Mijn vrouw komt uit Ecuador.
  3. Ik ben vandaag jarig.

Welke denk je dat er niet waar is?

Slide 20 - Tekstslide

Nu jullie
Schrijf 3 zinnen over jezelf op.
2 dingen zijn waar, 1 is er niet waar.

Neem daarvoor 5min. Daarna gaan we kijken of we kunnen raden welke er niet waar is.
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk voor dinsdag
Maak je tijdschrift af en stuur deze per mail naar mij.

Klaar? Les 1 van Alert maken.

Slide 22 - Tekstslide