MTH, leerjaar 1, blok 3, les 1

MTH, blok 3, les 1
Onderdelen: 
  • Bepalen lichaamsgewicht 
  • Bepalen lichaamslengte 
  • Bepalen BMI 
  • Buikomvang
  • Visus

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Medisch technisch handelenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

MTH, blok 3, les 1
Onderdelen: 
  • Bepalen lichaamsgewicht 
  • Bepalen lichaamslengte 
  • Bepalen BMI 
  • Buikomvang
  • Visus

Slide 1 - Tekstslide

Lengte
Gewicht

Slide 2 - Tekstslide

Lichaamsgewicht.
Doel van het bepalen van het lichaamsgewicht: 
• het vaststellen van een dieet  

• voor het gebruik van bepaalde medicijnen 

• controleren op gewichtsverlies/toename bij bijv. 
    zwangerschap, DM 
 

Slide 3 - Tekstslide

Lichaamslengte. 
Doel van het bepalen van de lichaamslengte: 
• het vaststellen van een dieet  

• voor een keuring. 

• controleren op groeitoename/achterstand bij kinderen 

Slide 4 - Tekstslide

BMI body mass index
Om te bepalen of iemand een gezond gewicht heeft, kan de Body Mass Index (BMI) van de persoon worden berekend.  
De BMI is de verhouding tussen de lengte en het gewicht van een persoon.  
De BMI kan worden berekend met de volgende formule:  
gewicht (in kilogram) lengte (in meters) kwadraat   

Slide 5 - Tekstslide

Voor kinderen, ouderen en zwangere vrouwen is de BMI niet te gebruiken als maat voor overgewicht. 

Een hoge BMI geeft aan dat een persoon overgewicht heeft; het gewicht is namelijk te hoog in verhouding tot de lengte van die persoon. 

Slide 6 - Tekstslide

  • Iemand met een BMI tussen 18,5 en 25 heeft een gezond gewicht.  

  • Bij een BMI tussen 25 en 30 heeft iemand overgewicht.
  •   
  • Bij een BMI van 30 of hoger wordt de diagnose obesitas gesteld.
  •  
  • Wanneer de BMI 40 of hoger is spreken we van morbide obesitas, ook wel ziekelijk overgewicht genoemd. 

Slide 7 - Tekstslide

Patiënten met een BMI tussen de 35 en 40, die gezondheidsklachten hebben door hun overgewicht, hebben ook morbide obesitas.  

Voorbeelden van gezondheidsklachten veroorzaakt door overgewicht zijn suikerziekte, hart- en vaatziekten, problemen met de gewrichten en een hoge bloeddruk.  
Het verschil tussen overgewicht en obesitas is dus hoeveel iemand te zwaar is voor zijn/haar lengte. 

Slide 8 - Tekstslide

De BMI kan berekend worden door het gewicht (in kg) te delen door .....
A
De lengte (in m)
B
De lengte (in m) in het kwadraat
C
De lengte (in cm)
D
De lengte (in cm) in het kwadraat

Slide 9 - Quizvraag

De BMI als maat voor overgewicht is te gebruiken voor .....
A
Ouderen
B
Kinderen
C
Zwangere vrouwen
D
Alle bovenstaande zijn niet correct

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de grenswaarden van de BMI voor een gezond gewicht?
A
18.5 en 23
B
18.5 en 25
C
22 en 26,5
D
22 en 28,5

Slide 11 - Quizvraag

Buikomvang 
De buikomvang is, net als het BMI, een maat voor overgewicht. Buikvet zorgt voor meer gezondheidsrisico’s vergeleken met bijvoorbeeld vet op de heupen. 
Vooral het vet in de buikholte, rond de organen, verhoogt het risico op verschillende ziekten, zoals:  
• hart- en vaatziekten; 
• diabetes; 
• kanker. 

Slide 12 - Tekstslide

De buikomtrek kan ook worden gemeten om het effect van een behandeling, zoals het volgen van een dieet, te evalueren. 

De buikomtrek moet worden gemeten op het smalste deel van de taille; dit is tussen de bovenkant van het bekken/heupbeen en de onderste rib. 

Slide 13 - Tekstslide

Voor vrouwen is een buikomtrek tussen 68 en 80 cm gezond.

Bij een buikomtrek tussen de 80 en 88 cm heeft een vrouw een verhoogde kans op gezondheidsproblemen. 

Is de buikomtrek van een vrouw meer dan 88 cm, dan heeft zij een ernstig verhoogd risico op gezondheidsprobleem als gevolg van haar overgewicht. 

Slide 14 - Tekstslide

Bij mannen is een buikomtrek tussen 79 en 94 cm gezond. 

Heeft een man een buikomtrek tussen de 94 en 102 cm, dan heeft hij een verhoogd risico op gezondheidsproblemen. 

Bij een buikomtrek van 102 cm of meer heeft hij een ernstig verhoogd risico op gezondheidsproblemen als gevolg van zijn overgewicht. 

Slide 15 - Tekstslide

                                         Mannen                      Vrouwen

Gezonde                        79-94 cm                     68-80 cm
buikomvang 

Vergrote                         94-102 cm                   80-88 cm
buikomvang 

Ernstig vergrote           > 102 cm                      > 88 cm
buikomvang 

Slide 16 - Tekstslide

De ..... is een maat voor overgewicht.
A
BMI
B
Buikomvang
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 17 - Quizvraag

Vet in de buikholte zorgt voor een verhoogd risico op .....
A
Hart- en vaatziekten
B
Diabetes mellitus type II
C
Kanker
D
Alle bovenstaande zijn correct

Slide 18 - Quizvraag

 Visusbepaling 
Het functioneren van het oog, ook wel de visuele functie genoemd, kunnen we meten.  
De visuele functie wordt met meerdere parameters bepaald, zoals:   
 
• het gezichtsvermogen (de gezichtsscherpte) of “visus” genoemd;  
• contrastgevoeligheid;  
• glare gevoeligheid: dit is de mate van verstrooiing van het licht.  

Slide 19 - Tekstslide

Per oog kan de visus verschillen, daarom bepalen we deze altijd apart. 
De visus kan zonder, maar ook met correctie (bril, contactlens) bepaald worden. 
De visus is dus niet hetzelfde als de waarde die de opticien berekent. 
Dat is de refractieafwijking, de waarde die de sterkte van de brilglazen/lenzen bepaalt. 
De visus is dus puur hoe goed het oog zelf kan zien. 

Slide 20 - Tekstslide


Vaststellen van de gezichtsscherpte (visus) met behulp van letters of symbolen op een visuskaart.  

De beeldgrootte neemt van boven naar beneden af.  

De visus is een maat voor de kleinste details die iemand nog kan onderscheiden op een afstand van ten minste vijf meter 

Slide 21 - Tekstslide

 Uitvoering visusbepaling 

Er zijn verschillende visuskaarten die gebruikt kunnen worden voor de visustest: 
• Letters 
• Landoltringen 
• E-haken 
• APK-ToV-kaart voor kinderen.  NB. notatie van visus is anders als je deze 
   kaart gebruikt. Deze kaart kan ook op 3 of 4 meter gebruikt worden. 

Slide 22 - Tekstslide

Letterkaart

Slide 23 - Tekstslide

Landoltse ring

Slide 24 - Tekstslide

E-haken kaart

Slide 25 - Tekstslide

Kinderkaart

Slide 26 - Tekstslide

Vastleggen uitslag

Slide 27 - Tekstslide

De normale visus van een volwassen persoon is 1,0 of hoger. 

Een visus van 0,5 betekent dat die persoon alles van 2 maal zo dichtbij moet bekijken om dezelfde details scherp te kunnen zien. 

Bij een visus van 0,1 moet die persoon 10 maal zo dichtbij staan. 

Bij een refractieafwijking is de lengte van de oogkas niet goed in verhouding tot de brekende media van het oog. 

Hierdoor vallen lichtstralen niet precies samen op het netvlies, waardoor een onscherp beeld ontstaat. 

Slide 28 - Tekstslide

Emmetropie
Normaal scherp zien zonder correctie
Myopie of bijziendheid
Onscherp zien in de verte en scherp op korte afstand
Hypermetropie of verziendheid
Wazig zien van dichtbij gelegen objecten

Slide 29 - Tekstslide

Astigmatisme
De kromming en brekende kracht van het hoornvlies (cornea) en/of de ooglens is niet in alle richtingen gelijk, waardoor er een onscherp beeld op het netvlies ontstaat bij alle afstanden
Presbyopie of ouderdomsverziendheid
Met het toenemen van de leeftijd wordt de ooglens stugger en vermindert het scherp zien voor dichtbij

Slide 30 - Tekstslide

Aandachtspunten:

• Op de visuskaart moet in de kantlijn per regel de visus (in 
   decimalen) voor een afstand van 5 of 6 meter vermeld staan. 

• Gebruik een kaart met veel contrast. Dat wil zeggen: zwarte 
  symbolen op een witte achtergrond. 

• Zorg voor goede verlichting boven de kaart. 

• Zorg ervoor dat de cliënt recht voor de visuskaart zit of  
  staat.  


Slide 31 - Tekstslide

• Wijs de cliënt erop niet met de ogen te knijpen.  

• Het bepalen van de visus gebeurt bij personen met een
  refractieafwijking altijd met correctie van eigen bril of 
  contactlenzen.  

• Onderzoek altijd eerst het rechteroog, terwijl het 
  linkeroog is afgedekt.  

• Onderzoek daarna het andere oog op dezelfde manier. 

Slide 32 - Tekstslide