Management en organisatie Deel B 4: Leidinggeven 1

Management en Organisatie B
Week 4

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Commercieel beleidMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Management en Organisatie B
Week 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat is management?

Slide 2 - Open vraag

Management
Management betekent dat je de mensen en middelen zo inzet dat je een goed resultaat bereikt. 

Als retailmanager (&specialist) geef je leiding aan een team, een afdeling of een filiaal van een retailorganisatie. 

Slide 3 - Tekstslide

Periode 2.1
In deze periode gaan we bezig met het boek Management en organisatie Deel B.

We gaan het hebben over verschillende taken in de winkel,
hoe je efficiënt je personeel in kan zetten,
en behandelen het werkoverleg.

In periode 2.2 behandelen we de rest van het boek.


Slide 4 - Tekstslide

Eindopdracht
Verslag van de eindchallenges

Slide 5 - Tekstslide

Agenda

Week 4: Leidinggeven
Week 5: Leidinggeven
Week 6: Leidinggeven
Week 7: Personeelsbehoefte
Week 8: Personeelsbehoefte
Week 9: Eindproduct inleveren

Slide 6 - Tekstslide

Nut van deze les
Aan het einde van de les..

.. leer je de verschillende leidingstijlen,
.. weet je wat een leider is.
.. en weet jij wat we deze periode gaan doen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van retail?

Retailbedrijven verkopen aan..
A
bedrijven
B
consumenten
C
zowel bedrijven als consumenten
D
overheidsinstellingen

Slide 8 - Quizvraag

Retail
Met retail worden bedrijven bedoeld die producten aan consumenten verkopen. 

Slide 9 - Tekstslide

Wie doet wat in de retail?
Er zijn verschillende functies in retail op verschillende niveaus, zoals:

Slide 10 - Tekstslide

Wat hoort bij de taken van een retailmanager? Kies het juiste antwoord.
A
Voorraden uitpakken en in de winkel plaatsen
B
Klanten adviseren over een product
C
Afdeling aansturen

Slide 11 - Quizvraag

Hiërarchie
De verschillende functies leiden tot een taakverdeling en bepaling wie leiding geeft aan welke medewerkers. 

De ondernemer of retailmanager is uiteindelijk verantwoordelijk voor de gang van zaken in de winkel. 
Hij is ook eindverantwoordelijk voor de medewerkers die er werken. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat vinden jullie belangrijk aan een goede werkgever?

Slide 14 - Open vraag

Goed werkgeverschap
Werknemers willen een goede arbeidsovereenkomst. Daarnaast willen ze gezien en gewaardeerd worden om wat ze doen voor het bedrijf. 

Bovendien is het voor de werknemers belangrijk dat de werkgevers zorgt voor: 
Een gezonde werkplek
Veilige omstandigheden
Het welzijn van de medewerkers

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Vragen..?
Het bedrijf en jij als leidinggevende moeten weten waar je voor staat, waar je voor gaat en welk gedrag nodig is om van het ene naar het andere punt te komen.
  
1. Als je bepaald gedrag van een medewerker ziet, kun je daarover vragen stellen. Welke voor- en nadelen zijn er aan het stellen van vragen?
2. Hoe goed ben jij in het stellen van vragen die niet meteen jouw antwoord of opvatting laten doorschemeren? Kun je daar een voorbeeld van geven?
3. Het toegeven van fouten is voor veel mensen lastig. Hoe sta jij tegenover mensen die hun fouten toegeven? Vind je ze sympathiek of juist sukkels, omdat ze hun fout bekennen?

Slide 17 - Tekstslide

Wat is leidinggeven?

Slide 18 - Open vraag

Leidinggeven
Het beïnvloeden van gedrag van één of meer medewerkers om een bepaald doel te bereiken

Slide 19 - Tekstslide

Leidinggeven
 Leidinggeven gebeurt meestal vanuit een bepaalde functie, zoals teamleider of afdelingschef. 

Degene die leidinggeeft, streeft naar een bepaald doel. 

Daarbij hoeft degene die leidinggeeft niet altijd de leidinggevende te zijn. Soms neemt een medewerker het initiatief om de leiding van een klus op zich te nemen, bijvoorbeeld als niet voor iedereen duidelijk is wat er moet gebeuren.

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel inspraak heeft de medewerker?

Ieder heeft zijn eigen stijl van leidinggeven, maar de ene stijl van leidinggeven is in een bepaalde situatie wel effectiever dan de andere. Een leiderschapsstijl geeft aan hoe de leidinggevende inbreng van medewerkers meeneemt in zijn beslissingen. Die leiderschapsstijl hangt ook samen met de medewerkers en de taken die ze moeten uitvoeren.


Je kunt de volgende leiderschapsstijlen onderscheiden:
directief of autoritair
consultatief
democratisch
laisser-faire.

Slide 21 - Tekstslide

Directief of autoritair
Bij een directieve leiderschapsstijl is de leider heel doelgericht. De leidinggevende bepaalt het doel en ook de manier van werken en de middelen die worden ingezet. De medewerkers hebben geen enkele inspraak. De manager controleert nauwgezet de uitvoering van het werk en overlegt niet. Hij verwacht van zijn medewerkers dat ze het werk op de aangegeven manier uitvoeren.

Deze manier van leidinggeven is taakgericht en sturend en komt van pas bij onervaren medewerkers en noodsituaties.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Verzin twee voordelen en twee nadelen van directief leidinggeven.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Autoritaire leider
Een autoritaire leider of autocratisch leider is een leidinggevende die meestal een directieve stijl van leidinggeven toepast. Dit kan zijn omdat hij veel kennis heeft op zijn vakgebied of omdat hij geen inspraak wil geven. Hij neemt beslissingen zonder zich te laten beïnvloeden door zijn medewerkers en gebruikt zelden andere leidinggevende stijlen.
Sommige autoritaire leiders kunnen intimiderend overkomen. Dat betekent dat ze inspelen op de angst bij medewerkers om het niet goed te doen of hun baan te verliezen.

Slide 25 - Tekstslide

Consultatief
Bij de consultatieve leiderschapsstijl vraagt de leidinggevende advies aan zijn medewerkers, maar neemt hij uiteindelijk zelf de beslissingen

Medewerkers hebben hierbij dus wel hun eigen inbreng en ze hebben daardoor invloed op de beslissingen.

Slide 26 - Tekstslide

Delegeren
Een consultatieve leiderschapsstijl past bij het delegeren van taken

Bepaalde vormen van overleg zijn bijvoorbeeld gedelegeerd naar medewerkers. Zij moeten onderling of met anderen overleggen en daarover rapporteren aan de leidinggevende. Dit bespaart tijd voor de manager en de medewerkers komen zo beter tot hun recht. De medewerkers hebben inbreng als ze dat willen en kunnen. 

De consultatieve leiderschapsstijl is in veel situaties toepasbaar. Het is duidelijk wie eindverantwoordelijk is en de medewerkers hebben ook een belangrijke inbreng.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Democratisch
Bij een democratische leiderschapsstijl is de leidinggevende er vooral op gericht om de medewerkers te motiveren voor hun taken en om ideeën en oplossingen te bespreken. 

->De manager met een democratische leiderschapsstijl geeft zijn medewerkers veel verantwoordelijkheden en bevoegdheden
-> De manager beslist alleen wanneer de groep niet tot een oplossing komt. 
-> Als leidinggevende ben je met de democratische leiderschapsstijl vooral een begeleider en coördinator. Of de manager goed functioneert, hangt daarmee ook af van de betrokkenheid en de medewerking van de medewerkers.

Slide 29 - Tekstslide

De democratische leiderschapsstijl werkt het beste in een team waarin medewerkers een gelijkwaardige inbreng hebben met hun kennis en vaardigheden. Het is niet bruikbaar in situaties waarin snel beslissingen moeten worden genomen.

Bedenk de voor en nadelen van democratisch leidinggeven

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Laisser-faire
De leider die gebruikmaakt van laisser-faire kiest voor ‘laat maar waaien, zoek het maar uit’. Hij geeft nauwelijks leiding, maar hij geeft ook geen steun aan zijn medewerkers. J

e kunt deze stijl van leidinggeven ook zien als een manier om bijna alles te delegeren aan de medewerkers. Dat kan alleen wanneer het team deskundig, vaardig en gemotiveerd is, medewerkers samen tot besluiten kunnen komen en de doelen duidelijk zijn.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Welke leidingstijl past??
Als leidinggevende zul je meer van de ene dan van de andere stijl in je hebben. Het beste is om je leiderschapsstijl aan te passen aan de medewerkers en de situatie. Daarnaast houd je ook goed in de gaten wat medewerkers van je verwachten.


Of je medewerkers veel of weinig inbreng geeft bij het nemen van beslissingen zul je ook laten afhangen van de medewerkers:
1. Zijn ze zelfstandig?
2. Zijn de medewerkers goed gemotiveerd voor het uitvoeren van hun taken?
3. Zijn er een of meer medewerkers die informeel de leiding nemen als jij er even niet bij kunt zijn?
4. Geven de medewerkers graag en goed advies?

Slide 34 - Tekstslide

Challenge 4 eindopdracht
Ga op onderzoek uit en beantwoord de volgende vragen:

1. Welke leidingstijl past denk je het best bij jou?
2. Welke leidingstijl heet je leidinggevende op stage? Leg uit waarom.
3. Vind je dit de meest gepaste leidingstijl op je stage? Leg uit waarom.

Slide 35 - Tekstslide