20180517 spelling (3) leestekens

Spelling
leestekens
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling
leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
Je weet wanneer je een koppelteken, weglatingsstreepje, apostrof, trema en accent gebruikt.
Je kunt zelf voorbeelden noemen bij deze leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

Koppelteken
Regel:
In het Nederlands schrijven we de meeste samenstellingen aan elkaar.

Uitzonderingen:
Koppelteken.

Let op:
Schrijf mee met de uitleg. je hebt jouw aantekeningen straks nodig.

Slide 4 - Tekstslide

Koppelteken

Leesbaarheid 
Identiteitschip - identiteits-chip 

Klinkerbotsing 
Lente-ui   

Gelijkwaardige woorden die uitwisselbaar zijn 
Hotel-restaurant

Aardrijkskundige namen
Zuid-Amerika
Voor een woorddeel met een hoofdletter
anti-Fries

Cijfers, letters, symbolen
65-plus, 80-jarige, A4-formaat

Als een woorddeel begint of eindigt met afkorting
tv-kijker

Oud-, ex-, niet-, non- enz.
oud-voetballer, ex-minister

Slide 5 - Tekstslide

Weglatingsstreepje
Een weglatingsstreepje laat zien dat een deel van het woord is weggelaten. Datzelfde deel van het woord komt namelijk weer terug in het tweede woord.
Im- en export
Hoofd- en bijzaken

Apostrof
Bij een zelfstandig naamwoord dat eindigt op een klinker, met daarvóór een medeklinker.
pizza's

Eindigt een woord op medeklinker + y? Dan krijgt het verkleinwoord een apostrof.
Baby'tje

Trema
Het trema wordt gebruikt als je de twee klinkers die naast elkaar staan, als één klank kunt lezen. Om dit te voorkomen wordt het trema ingezet.
ië - koloniën, oliën (klemtoon op 'o')
drieën, melodieën (klemtoon op 'ie')

Accent (aigu (é), grave (è) en circonflexe (ê))
Korte of lange e

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Bedenk in groepjes van 3 of 4 personen bij iedere genoemde categorie nog minimaal 2 voorbeelden.
Ze mogen niet uit Talent komen.

Klaar? Ga aan de slag met de opdrachten uit de studieplanner
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Ga aan de slag met de opdrachten uit de studieplanner

Slide 8 - Tekstslide

Test jezelf
Pak je mobiel en log in

Slide 9 - Tekstslide

Wat is juist?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 10 - Quizvraag

Waar wordt de apostrof goed gebruikt?
A
'S avonds
B
VVD'er
C
spray'tje
D
Mark's

Slide 11 - Quizvraag

Welke schrijfwijze is juist?
A
cassiere
B
cassiére
C
cassière
D
cassiêre

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
singer-songwriter
B
toilet-papier
C
exvriendin
D
autoonderdelen

Slide 13 - Quizvraag