mbo 2 hoofdstuk 3 - 1 euro's, geld

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les
  • weet je dat 1 euro = 100 cent.
  • ken je onze munten en briefgeld.
  • kan je gebruik maken van de terugkerende 1-2-5 structuur in ons contant geld om gepast te betalen.
  • kan je omgaan met de verschillende manieren waarop je geldbedragen in het dagelijks leven tegenkomt (verkorte notatie met ,- of het weglaten van de twee nullen bij gehele bedragen, met het euroteken achter het bedrag of helemaal weggelaten, met een . in plaats van de ,).

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 15 - Open vraag

2 euro = 200 cent
1 euro = 100 cent
200 + 100 + 50 + 50 = 400 cent


Slide 16 - Open vraag

Het DHTE model kan je helpen:


Slide 17 - Open vraag

Lieke heeft in totaal:
5 euro + 5 euro + 10 euro = 20 euro
Je kan dit op verschillende manieren uitrekenen:
Manier 1: 2 munten voor een euro
1 euro = 2 munten van 50 cent
Dus
20 euro = 40 munten van 50 cent
Manier 2: delen
Bij deze opgave hoort de som
€ 20 ÷ € 0,50 = 40 munten

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel is € 4,30 en € 2,35 samen?

Slide 19 - Open vraag

Manier 1:
Als je de bedragen als centen opschrijft, kun je ze gewoon optellen:
€ 4,30 = 430 cent
€ 2,35 = 235 cent
Samen: 430 cent + 235 cent = 665 cent = € 6,65
Manier 2:
Je telt de euro’s en centen apart op:
Euro’s: 4 + 2 = 6
Centen: 30 + 35 = 65
Samen is dat 6 euro + 65 cent: € 6,65