Epiek

Epiek
Nederlands
Via Vervolg Thema 3 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Epiek
Nederlands
Via Vervolg Thema 3 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Terugblik
Doel van de les
Theorie
Quiz
Controle
Zelfstandige verwerking
Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Vorige keer hebben wij het gehad over fabels.
Wat zijn de kenmerken van fabels?

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van de les weet ik dat er een verschil is tussen sprookjes, legendes, mythes, sagen en fabels.
Aan het einde van de les kan ik een aantal  epische teksten opnoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Een sage is een traditioneel volksverhaal dat zich afspeelt op een bekende plaats en op een bekend moment in de tijd. De sage is doorgaans een kortere vertelling dan een sprookje, en behandelt een bepaalde vorm van volksgeloof. Sagen bevatten veel angstaanjagende, bovennatuurlijke elementen en vertellen bijvoorbeeld over hekserij, toverij, spokerij, weerwolverij, over reuzen, kabouters, nachtmerries (het wezen, niet de droom), Witte Wieven, duivels en dergelijke. Sagen kunnen ook vertellen over moedige en sterke helden, over geduchte rovers, onderaardse gangen, verborgen schatten en bodemloze putten. In principe werden de sagen vroeger als waarheid verteld. Voor vertellers en publiek werden ze ervaren als non-fictie.

Slide 5 - Tekstslide

Mythen zijn gebaseerd op tradities, sommige hebben een feitelijke oorsprong, terwijl andere volledig verzonnen zijn. Sommige mythen zijn heilig voor een bepaalde plaats of religie en beschrijven en verklaren de culturele en religieuze opvattingen, de wereld of het bestaan van een persoon. In tegenstelling tot sprookjes hebben mythen niet vaak een happy end, en hun personages leren niet altijd een positieve les. Mythen maken deel uit van een orale traditie, wat betekent dat ze gedurende vele jaren zijn doorgegeven en vaak veranderen terwijl ze van persoon tot persoon reizen.

Mythen zijn lang geleden ontstaan toen mensen het geschreven woord begonnen te gebruiken. Een groot deel van de eerste tekst bestond uit onderwerpen als hoe de wereld is ontstaan, hoe mensen zijn ontstaan, het hiernamaals of waarom de dood belangrijk is in het leven. Enkele van de bekende mythen komen uit de volgende culturen: Grieken, Romeinen, Egyptenaren, Israëlieten, Noren, Chinezen en indianen.

Slide 6 - Tekstslide

Een sprookje is in oorsprong een mondeling overgeleverd volksverhaal waarin vaak magie een rol speelt en een beroep wordt gedaan op de fantasie van de lezer of luisteraar. Het begint vaak met de stereotiepe openingsformule "Er was eens..." en speelt zich af op een onbepaalde plaats in een onbepaald verleden, wat ook een bepaalde sfeer oplevert.[1]

Sprookjes behoren tot een oude orale traditie en bevatten vaak een zedenles of diepere wijsheid. Het woord sprookje is afgeleid van het middeleeuwse 'sproke', dat verhaal of vertelling betekent. Als ongeschreven vertelling richtte een sproke zich tot ongeletterde volwassenen. Via de orale traditie kregen zij de moraliserende verhalen mee. Tegenwoordig zijn "sprookjes" kinderverhalen met levenslessen.

Slide 7 - Tekstslide

Onder legende verstaat men kortweg een traditioneel christelijk (met name katholiek) volksverhaal, waarin een centrale rol is weggelegd voor een heilige, Jezus Christus, Maria, of een heilig voorwerp.

In de volksmond wordt het woord legende algemeen wel gebruikt voor een oud volksverhaal, maar dit is in feite niet correct.[1][2]
Hoewel de klassieke (heiligen)legenden samen met de verering van heiligen naar de achtergrond aan het verdwijnen zijn, blijft het woord 'legende' tegenwoordig populair als benaming voor zeer beroemde personen naar wie veel mensen opkijken. Veelal verschijnen er na zijn of haar dood een hele reeks biografieën waarin feit en fictie nog moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn en blijkt de legende een rolmodel te zijn voor fans. Die biografieën kunnen worden vergeleken met de vroegere hagiografieën, ofwel beschrijvingen van heiligenlevens.

Slide 8 - Tekstslide

Een fabel is een kort moraliserend verhaal. In een fabel komen meestal pratende dieren als handelende personen voor.

Voorwerpen of zelfs planten kunnen echter ook als karakter voorkomen. De karakters hebben meestal een specifieke karaktertrek die sterk uitvergroot is.Fabels maken deel uit van tradities van vele volkeren. Ze komen ook al lange tijd voor. Zelfs in de Bijbel zijn fabels vertegenwoordigd. In het klassieke Griekenland waren deze zedenlessen erg populair. Een van de meest succesvolle fabelschrijvers was de Griekse gebochelde ex-slaaf Aisopos.
Een fabel heeft als eis dat hij niet meervoudig geïnterpreteerd moet kunnen worden. Het verhaal moet de lezer of toehoorder een wijze les meegeven. Niet alle verhalen waarin dieren de hoofdrol spelen vallen dus onder het genre fabel. Een voorbeeld van een fabel is het verhaal over De haas en de schildpad. Het moraal in dit verhaal is dat hardlopers doodlopers zijn. Wie langzaam maar zeker zijn werk doet, zal betere resultaten behalen.

Slide 9 - Tekstslide

Een sage is.....
A
Een erg lang verhaal
B
hetzelfde als een fabel
C
Waar gebeurd
D
een traditioneel volksverhaal

Slide 10 - Quizvraag

Een mythe is...
A
Een verhaal met altijd een happy end
B
Een verhaal met goden, halfgoden en helden
C
Een oud verhaal
D
Saai!

Slide 11 - Quizvraag

Een bekend sprookje is....
A
Roodkapje
B
Mark Rutte en het kabinet
C
Sint Joris en de draak
D
Sneeuwwitje

Slide 12 - Quizvraag

Een legende ......
A
is een volksverhaal
B
bevat een moraal
C
gaat over goden
D
is een spannend verhaal

Slide 13 - Quizvraag

Een fabel ....
A
is non fictie
B
vertelt een verhaal over heiligen
C
is een verhaal waarin dieren menselijke trekjes hebben
D
komt alleen in Nederland voor

Slide 14 - Quizvraag

Evaluatie
Wat hebben wij vandaag geleerd?
Wat was mijn inbreng?
Is het lesdoel behaald?
Verbeterpunten?
De volgende keer hoofdstuk 7 . Materialen en middelen inzetten.

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking
1. Ga verder met de opdracht van de vorige les. Wanneer je hiermee klaar ben, lever deze opdracht in bij je docent.
2. Ga verder in je boek.
3. Laat je werk controleren.
4. verbeter zo nodig je werk!

Slide 16 - Tekstslide