In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Verbanden les 4
Statistiek: gegevens verwerken
Slide 1 - Tekstslide
Wat ga je deze les leren?
Je gaat leren wat statistiek is.
Je gaat leren waar statistiek voor gebruikt kan worden.
Je leert gegevens verzamelen, ordenen en weergeven.
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je al over statistiek?
Slide 3 - Woordweb
Wat is statistiek?
Volgens Wikipedia is het antwoord als volgt:
Statistiek is de wetenschap en de techniek van het verzamelen, bewerken, interpreteren en presenteren van gegevens.
Statistische methoden worden gebruikt om grote hoeveelheden gegevens – zoals uit een geneeskundig, industrieel of sociaal onderzoek – om te zetten in bruikbare informatie.
De principes van statistiek komen voort uit de regels van de wiskunde en de wetten van de logica.
Slide 4 - Tekstslide
Waar gebruik je statistiek voor?
Eigenlijk overal voor:
Als je bij de kassa bedenkt welke rij het snelst is.
Als je berekent welk cijfer je op een toets moet halen om voldoende te staan.
Als je leest dat er morgen 50% kans is op zon.
Slide 5 - Tekstslide
Je gebruikt statistiek om gegevens te ordenen en te beschrijven.
Je gebruikt statistiek om kansen te berekenen.
Je gebruikt statistiek om gegevens te toetsen en resultaten breder toe te passen.
Slide 6 - Tekstslide
Waarvoor gebruik je statistiek straks in je werk?
Slide 7 - Woordweb
In een tabel kun je een groep gegevens overzichtelijk weergeven.
Je noteert het aantal keren dat een waarde voorkomt.
Een groep gegevens kun je in verschillende diagrammen weergeven, zoals een lijndiagram, een staafdiagram of een cirkeldiagram.
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel personen zouden in Myanmar een jaar kunnen eten van de rijst die in Nederland in de afvalbak verdwijnt? Rond af op een duizendtal.
Slide 9 - Tekstslide
Hoeveel personen zouden in Myanmar een jaar kunnen eten van de rijst die in Nederland in de afvalbak verdwijnt? Rond af op een duizendtal.
Slide 10 - Open vraag
Welk cijfer voor je examen moet je minimaal halen om te slagen? Geef je antwoord in één decimaal.
Slide 11 - Tekstslide
Welk cijfer voor je examen moet je minimaal halen om te slagen? Geef je antwoord in één decimaal.