Unité 3: Après les cours - alles -13-03

Unité 3: Après les cours - alles
Bonjour 
24-03-2025

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 14 min

Onderdelen in deze les

Unité 3: Après les cours - alles
Bonjour 
24-03-2025

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?

Lire extra: blz 101-102 maken
Herhalen: grammaire ( ontkenning-aller-werkwoord-er).
Quiz via lessonup.
Quzilet: apprendre 8 herhalen



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

mercredi
A
vandaag
B
bijna
C
woensdag
D
gauw

Slide 4 - Quizvraag

le matin
A
de maaltijd
B
de ochtend
C
de tekening
D
het vak

Slide 5 - Quizvraag

difficile
A
alles
B
samen
C
zondag
D
moeilijk

Slide 6 - Quizvraag

le livre
A
de taal
B
de les
C
het boek
D
het huiswerk

Slide 7 - Quizvraag

l'ordinateur
A
aardrijkskunde
B
het jaar
C
de middag
D
de computer

Slide 8 - Quizvraag

l'anglais
A
wiskunde
B
Frans
C
Engels
D
geschiedenis

Slide 9 - Quizvraag

pourquoi
A
wanneer
B
hoe
C
wat
D
waarom

Slide 10 - Quizvraag

aujourd'hui
A
vanmiddag
B
vrijdag
C
vandaag
D
morgen

Slide 11 - Quizvraag

nul(le) en
A
goed in
B
slecht in
C
verschrikkelijk
D
makkelijk

Slide 12 - Quizvraag

détester
A
houden van
B
naar huis gaan
C
praten
D
een hekel hebben aan

Slide 13 - Quizvraag

le stylo
A
het schrift
B
de pen
C
het vak
D
de les

Slide 14 - Quizvraag

apprendre
A
begrijpen
B
leren
C
beginnen
D
spelen

Slide 15 - Quizvraag

vendredi
A
streng
B
gevaarlijk
C
vrijdag
D
nu

Slide 16 - Quizvraag

la géographie
A
biologie
B
aardrijkskunde
C
geschiedenis
D
wiskunde

Slide 17 - Quizvraag

vingt
A
20
B
30
C
40
D
50

Slide 18 - Quizvraag

cinquante
A
20
B
30
C
40
D
50

Slide 19 - Quizvraag

tu (parler)
A
parle
B
parles
C
parlez
D
parlent

Slide 20 - Quizvraag

elles (jouer)
A
jouent
B
jouez
C
joues
D
joue

Slide 21 - Quizvraag

nous (redoubler)
A
redoublez
B
redoublons
C
redouble
D
redoublent

Slide 22 - Quizvraag

je (chanter)
A
chantez
B
chante
C
chantent
D
chantes

Slide 23 - Quizvraag

il (détester)
A
déteste
B
détestent
C
détestes
D
détestons

Slide 24 - Quizvraag

vous (aimer)
A
aimons
B
aime
C
aimes
D
aimez

Slide 25 - Quizvraag

Le weekend, on regarde un film.
A
In het weekend heb ik voetbaltraining.
B
In het weekend kijken wij naar een film.

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Je ne aime pas les maths.
B
Je n'aime pas les maths.

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Il ne donne pas un cadeau.
B
Il n'donne pas un cadeau.

Slide 28 - Quizvraag

Welk werkwoord hoort niet bij de regelmatige werkwoorden op -er?
A
habiter
B
aimer
C
aller
D
regarder

Slide 29 - Quizvraag

Welk werkwoord vervoeg je NIET als een regelmatig werkwoord op -er?
A
habiter
B
manger
C
être
D
regarder

Slide 30 - Quizvraag

Het regelmatig werkwoord: Wat moet je als eerst doen als je het werkwoord ziet
A
de laatste twee letters eraf halen
B
kijken naar het onderwerp en daarachter een letter doen

Slide 31 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Théo va déménager
A
Théo ne va déménager
B
Théo va pas déménager
C
Théo ne va pas déménager
D
Théo va ne pas déménager

Slide 32 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Ton père est dans le jardin
A
Ton père n'est dans le jardin.
B
Ton père est dans le jardin ne pas.
C
Ton père est pas dans le jardin.
D
Ton père n'est pas dans le jardin.

Slide 33 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Adrien a déménagé. 
A
Adrien ne a pas encore déménagé.
B
Adrien n'a pas encore déménagé.
C
Adrien a ne déménagé pas encore.
D
Adrien n'a déménagé pas encore.

Slide 34 - Quizvraag

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
Ce n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
C'n'est pas

Slide 35 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Jules est sympa.
A
Jules n'est pas sympa.
B
Jules ne pas est sympa.
C
Jules ne est pas sympa.
D
Jules n'est sympa pas.

Slide 36 - Quizvraag