P1 opdracht triage en pijnbeoordeling

Waar staat de afkorting NHG voor?
A
Nationale Huisartsen Groep
B
Nederlands Huisartsen Genootschap
C
Nationale Huisartsen Geneeskunde
D
Noord Hollandse Geneeskunde
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
praktijkscholing doktersassistentMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Waar staat de afkorting NHG voor?
A
Nationale Huisartsen Groep
B
Nederlands Huisartsen Genootschap
C
Nationale Huisartsen Geneeskunde
D
Noord Hollandse Geneeskunde

Slide 1 - Quizvraag

Waar betekent het woord TRIAGE
A
Uitvragen
B
Klachten
C
Kleurcodes
D
Sorteren

Slide 2 - Quizvraag

Uit welke 7 onderdelen bestaat een triage-gesprek?

Slide 3 - Open vraag

Bij de triage is het belangrijk dat de assistent denkt in:
A
Diagnoses
B
Toestandbeelden
C
Urgenties
D
Ingangsklachten

Slide 4 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met ingangsklacht?
A
Ontevredenheid van patient met het beleid
B
Een probleem dat al duidelijk is bij de ingang
C
Hoofdprobleem
D
Bijkomende problemen

Slide 5 - Quizvraag

Wat valt onder alarmsignalen?
A
Chronisch zieken
B
Hevige pijn, onrust of angst
C
Medicijngebruik
D
Verslaving

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN risicogroep
A
Allochtonen
B
Zwangeren
C
Pasgeborenen
D
Ouderen

Slide 7 - Quizvraag

Bij urgentiegraad 2 moet de arts de patient zien binnen
A
1 uur
B
2 uur
C
4 uur
D
24 uur

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de hulpvraag?
A
De vragen die de triagist aan de patient stelt
B
De vragen die de assistent aan de (huis)arts stelt
C
Het doel waar de patient om belt.
D
De ingangsklacht

Slide 9 - Quizvraag

Uit welke 4 vaste onderdelen bestaan de ingangsklachten uit de NHG triagewijzer?
A
Vragen, triagecriteria, advies en achtergrondinfo
B
Klachten, hulpvragen, risicofactoren en adviezen
C
Vragen, personalia, urgentiecodes en adviezen
D
Vragen, achtergrondinfo, pijnschaal en symptomen

Slide 10 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met een consult?
A
Het contact met/ raadplegen van een arts
B
Het huisbezoek van een arts aan een patient
C
Het patienten overleg tussen arts en assistent(e)
D
Een begeleidingsmoment van een arts in opleiding

Slide 11 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met vervolgactie?
A
De vorm van hulp/ instantie die ingeschakeld wordt na triage
B
De urgentiecode die gekozen wordt
C
De controle-afspraak bij de (huis)arts na een 1e consult
D
De overdracht van informatie van assistent naar huisarts

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met 'contactadvies'?
A
Het noteren van naam, adres en telefoonnummer.
B
Instructie bij welke veranderingen er weer contact moet worden opgenomen
C
Het nagaan met wie de patient allemaal in contact is geweest.
D
Advies met wie de patient beter contact kan zoeken.

Slide 13 - Quizvraag

Upload een afbeelding van een pijnladder

Slide 14 - Open vraag

Waar staat de afkorting NRS voor?
A
Numeric Rapid Scale
B
New Reversed Standard
C
Netherlands Rating Service
D
Numeric Rating Scale

Slide 15 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met: pijn is subjectief
A
Pijn kan je niet zien
B
Pijn is niet meetbaar
C
Pijn is voor iedereen verschillend
D
Pijn kan je uitschakelen

Slide 16 - Quizvraag

Wat kan zorgen dat iemand extra gevoelig is voor pijnprikkels?
A
Informatie over aandoening
B
Angst, stress, ongerustheid
C
Het serieus nemen van de klacht/hulpvraag
D
Gebruik maken van een pijnladder

Slide 17 - Quizvraag

Welke factoren worden genoemd in de NHG wijzer die de pijnbeleving kunnen beinvloeden?
A
Leeftijd en geslacht
B
Tijdstip en provincie
C
Taalbarriere en voorgeschiedenis
D
Cultuur en sociale factoren

Slide 18 - Quizvraag

Als men een 10 als score geeft bij de NRS dan wijst dit op de gedragsschaal als een pijn die:
A
Matig is
B
Licht en stekend is
C
Alles overheerst
D
Alle dagelijkse activiteiten belemmert

Slide 19 - Quizvraag