Lijdend voorwerp

Welke zinsdelen
ken je?
1 / 31
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welke zinsdelen
ken je?

Slide 1 - Woordweb

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord

Slide 2 - Sleepvraag

Kinderen waarschuwden snel hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 3 - Quizvraag

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 4 - Quizvraag

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 5 - Quizvraag

Waarom heb jij je huiswerk niet gemaakt?
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 6 - Quizvraag


Gaan we vanmiddag zwemmen?
_____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegd (wg)
Alle werkwoorden in de zin.

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen 
Dat mooie uitzicht heb ik goed kunnen fotograferen. 

pv: vraagproef/tijdproef (altijd een ww)
     > heb
wg: alle werkwoorden in de zin> heb kunnen fotograferen
ow: wie / wat + gez?
     > wie / wat heeft kunnen fotograferen?   > ik



Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de werkwoorden?
Hij heeft de hele avond tv gekeken.

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de werkwoorden?
Zij heeft zich opgegeven voor de wedstrijd.

Slide 11 - Open vraag

Onderwerp
Wie/wat + gez?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Waarom heb jij je huiswerk niet gemaakt?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Heeft Janneke haar werk goed gedaan?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Bij verzorging zullen wij gaan koken.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Mijn moeder heeft mijn brood gesmeerd.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Ga jij vaak naar de bioscoop?

Slide 18 - Open vraag

Lijdend voorwerp (lv)
Wie / wat + wg + ow? 

Slide 19 - Tekstslide

Dat mooie uitzicht heb ik goed kunnen fotograferen. 
pv:  heb 
ow: ik 
wg: heb kunnen fotograferen

lv: wie/wat + wg + ow

Wie/wat heb ik kunnen fotograferen?>dat mooie uitzicht 


Slide 20 - Tekstslide

Mijn grote broer heeft een pakketje besteld.


pv = heeft
wg = heeft besteld
ow = mijn grote broer
lv = wie/wat + wg + ow?

Wie/wat heeft mijn grote broer besteld?


--> een pakketje


Slide 21 - Tekstslide

Mijn grote broer 
heeft
een pakketje
besteld.
pv
wg
wg
ow

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
-----------------
Mag ik jouw rekenmachine lenen?
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
-----------------
Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 24 - Quizvraag

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 25 - Sleepvraag

Heb
jij
de afwas
in de keuken
gezet?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 26 - Sleepvraag

Aan de slag!
3.7: Maak de opdrachten online vanaf waar je gebleven bent. 

Klaar? Maak de 'Test jezelf' van 3.7.

Slide 27 - Tekstslide

pv
ow
wg
wg
lv
De waterstand
heeft
grote problemen
veroorzaakt.

Slide 28 - Sleepvraag

pv
ow
wg
wg
lv
Wanneer
knap
je
die fiets
op?

Slide 29 - Sleepvraag

pv
ow
wg
wg
lv
De post
brengt
ons
steeds vaker
reclame.

Slide 30 - Sleepvraag

Aan de slag!
Maak "versterk jezelf" van 3.7

Slide 31 - Tekstslide