8.4 afvalstoffen

8.4 afvalstoffen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.4 afvalstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Welke organen halen afvalstoffen uit je bloed?

Slide 2 - Woordweb

uitscheidingsorganen

Slide 3 - Tekstslide

uitscheidingsorganen

Slide 4 - Tekstslide

uitscheidingsorganen

Slide 5 - Tekstslide

uitscheidingsorganen

Slide 6 - Tekstslide

Je lichaam meet voortdurend de hoeveelheid afvalstoffen in je bloed. Zo wordt ook steeds de hoeveelheid koolstofdioxide (CO2 ) nauwkeurig gemeten. Is er te veel CO2 , dan ga je sneller ademen. Dat wordt geregeld in het orgaan dat in de tekening is aangegeven met het cijfer 1. Daarin ligt het ademhalingscentrum. Via zenuwbanen naar de delen 2 en 3 in de tekening regelt je lichaam de ademhaling.
Noteer de naam van orgaan 1.

Slide 7 - Open vraag

Je fietst tegen de wind in. Leg in drie stappen uit hoe het ademhalingscentrum in die situatie de hoeveelheid CO2 in het bloed regelt. Gebruik in je antwoord de namen van de delen 2 en 3 in de tekening.
Maak de zinnen af
1.Het ademhalingscentrum meet_______________________________________
2.Via de zenuwbanen__________________________________________________
3.Je ademhaling ______________________________________________________

A
1. minder CO2 in het bloed. 2. gaan impulsen naar de tussenribspieren en de middenrifspieren. 3. gaat sneller (en dieper) waardoor er meer CO2 wordt uitgescheiden.
B
1. meer CO2 in het bloed. 2. gaan impulsen naar de tussenribspieren en de middenrifspieren. 3. gaat minder snel (en dieper) waardoor er meer CO2 wordt uitgescheiden.
C
1. meer CO2 in het bloed. 2. gaan impulsen naar de tussenribspieren en de middenrifspieren. 3. gaat sneller (en dieper) waardoor er meer CO2 wordt uitgescheiden.
D
1. minder CO2 in het bloed. 2. gaan impulsen naar de tussenribspieren en de middenrifspieren. 3. gaat minder snel (en dieper) waardoor er meer CO2 wordt uitgescheiden.

Slide 8 - Quizvraag

Wat doet de lever?

Slide 9 - Woordweb

Wat doet de lever?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De lever controleert de samenstelling van dat bloed. De lever doet het volgende:
1. Afbreken en omzetten van stoffen

  • Afbreken van alcohol en resten van medicijnen  
  • De lever breekt overtollige eiwitten af. Daarbij ontstaat ureum --> nieren --> plas
  • De lever breekt ‘versleten’ rode bloedcellen af. IJzer slaat hij op

2. Stoffen maken
  • Gal en cholesterol

3. Stoffen opslaan
  • Glucose in de vorm van glycogeen
  • Vitaminen, bijvoorbeeld vitamine A en D.




Slide 12 - Tekstslide

Je ziet een tekening van de lever met drie bloedvaten.
Bepaal met behulp van de volgende aanwijzingen welke naam bij elk nummer hoort.
Het glucosegehalte in bloedvat 3 is hoger dan in de bloedvaten 1 en 2.
Het ureumgehalte in bloedvat 2 is hoger dan in de bloedvaten 1 en 3.
Hoe heten de bloedvaten 1, 2 en 3?
A
1. leverader 2.leverslagader 3. poortader
B
1. leverslagader 2. leverader 3. poortader
C
1. leverslagader 2. poortader 3. leverader
D
1. poortader 2. leverader 3. leverslagader

Slide 13 - Quizvraag

Kies en leg je keuze uit. Het zuurstofgehalte is het hoogst in bloedvat 1 / 2 / 3, want ...

Slide 14 - Open vraag

Wat is de functie van de nieren?

Slide 15 - Woordweb

Hoe werken de nieren?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De nieren filteren afvalstoffen uit het bloed. Dat zijn:
  1. afbraakproducten uit de lever, zoals ureum of afbraakproducten van alcohol of medicijnen;
  2. overtollige stoffen: water, zouten en zelfs sommige vitaminen;
  3. overbodige stoffen:  zoals kleurstoffen uit voeding.




Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Opdrachten maken
8.4: opdrachten 4, 5, 6, 9, 10, 11, 14 t/m 17

Slide 22 - Tekstslide