2m Over Taal 4-6 herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

2m NEDERLANDS

Woordenschat en Over Taal

Woordenschat en Over Taal

• Je kent de betekenis van moeilijke woorden.
  
• Je weet hoe je lange samenstellingen schrijft.
• Je weet dat woorden een gevoelswaarde kunnen hebben.
• Je weet wat een moedertaal, vreemde taal en tweede taal is. 
• Je weet wat meertaligheid is en kan voorbeelden van kindertaal noemen.
• Je weet wat taalverandering is en wat leenwoorden zijn.
• Je kunt voorbeelden noemen van jongerentaal en chattaal.

Wat is de betekenis van het woord 'anatomie'?

1. Hoe atomen in elkaar zitten.
2. Hoe een lichaam in elkaar zit.
3. Hoe een atoom zweeft.
4. Hoe een lichaam werkt.

Wat is de betekenis van het woord 'reëel'?

1. echt
2. obstakel
3. geloofwaardig
4. eigentijds

Wat is het antoniem van het woord 'alternatief'?

1. hetzelfde
2. afwijkend
3. afschrikkend
4. verbazend

Lange samenstellingen

Bij een lange samenstelling is het belangrijk te kijken wanneer het aan elkaar geschreven wordt en wanneer je iets los schrijft.

Belangrijk voor de betekenis van het woord!

meergranenbrood

meer granenbrood

Wat is het verschil tussen 'groteteennagel' en 'grote teennagel'?

Taal en emotie

Is het glas halfvol of halfleeg? 

Gevoelswaarde

Aan een woord kan een gevoelswaarde zitten: het kan positief, negatief of neutraal zijn. 

Hou eens op! Je gedraagt je echt als een baby!

Het woord baby is hier:

1. positief
2. negatief
3. neutraal
4. verkeerd gespeld

Blok 5

-Schooltaalwoorden

-Woorden uit de media

-Meertaligheid

-Kindertaal

Meertaligheid

• Moedertaal: De taal die je vanaf je geboorte leert.
  
• Vreemde taal: Een taal die je later nog een keer leert, bijvoorbeeld op school.
• Tweede taal: Een vreemde taal die je zo goed kent, dat je er net zo goed in bent als in je moedertaal. 

Spreek je meerdere talen heel goed? Dan ben je meertalig!

De ouders van Mo komen uit Frankrijk. Tot hij vier was, werd er alleen Frans tegen hem gesproken. Toen hij naar de basisschool ging, leerde hij Nederlands. Op de middelbare school heeft hij Duits en Engels.

Wat is zijn moedertaal, zijn tweede taal en zijn vreemde taal?

Kleine kinderen zeggen woorden soms verkeerd (verhaspeling). Wat zou een kind bedoelen met
'Je moet het niet voorklappen!'

1. Je moet het niet verkeerd klappen.
2. Je moet hem klappen.
3. Je moet het niet verklappen.
4. Je moet het niet voorzeggen.

Blok 6

-Schooltaalwoorden

-woorden uit de media

-Taalverandering

-Jongerentaal

Taalverandering

Een taal verandert altijd.

Vroeger werd er 'des morgens' gezegd, nu zeggen we 

's morgens.

Brabbelen met ritme en intonatie

https://www.youtube.com/watch?v=_JmA2ClUvUY&t=4s

Een taalverandering gebeurt vanzelf. 

Sommige woorden bestaan niet meer, andere zijn niet meer 'in'.

Nieuwe woorden ontstaan door:

• een uitvinding
  
• een leenwoord, bijvoorbeeld 'sowieso' uit het Duits
• een nieuw woord te maken, zoals 'plofkip'

Het woord 'ambulance' is een leenwoord en komt uit het

1. Duits
2. Engels
3. Frans
4. Arabisch

Jongerentaal en chattaal

Jongerentaal: lit, doekoe, osso (straattaal dus ook)

Chattaal: brb, lol, 

Woordenschat en Over Taal

• Je kent de betekenis van moeilijke woorden.
  
• Je weet hoe je lange samenstellingen schrijft.
• Je weet dat woorden een gevoelswaarde kunnen hebben.
• Je weet wat een moedertaal, vreemde taal en tweede taal is. 
• Je weet wat meertaligheid is en kan voorbeelden van kindertaal noemen.
• Je weet wat taalverandering is en wat leenwoorden zijn.
• Je kunt voorbeelden noemen van jongerentaal en chattaal.

Hoe bereid je je voor op de toets?

• Je hebt  je huiswerk bijgehouden en alle  opdrachten gemaakt. 
  
• Je oefent de moeilijke woorden.
• Je leert de gele theorieblokken van Over taal Blok 4, Blok 5 en Blok 6.