In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Commercieel Beleid B
Hoofdstuk 2
Onderzoeksdata verwerken
Slide 1 - Tekstslide
Opdrachten H1 nakijken?
Dat kan! Na de instructie van H2.1 en 2.2 kan je het antwoordenboek bij mij ophalen of je levert je antwoorden in via Teams en doet mij een berichtje zodra je dat hebt gedaan, dan stuur ik je de antwoorden op.
Slide 2 - Tekstslide
Examentermen H2
Slide 3 - Tekstslide
Deze les:
-Ongewogen gemiddelde
-Gewogen gemiddelde - Modus -Mediaan
Slide 4 - Tekstslide
Gemiddelde
Als je een onderzoek hebt gedaan, wil je vaak weten welke meting het meest voorkomt of waar het midden ligt van alle metingen. Daarom word er in de statistiek veel met het gemiddelde gewerkt.
Voorbeelden: Wat is de gemiddelde prijs van een productgroep?
Wat is de gemiddelde omzet per klant? Wat is de gemiddelde dagomzet?
Slide 5 - Tekstslide
Ongewogen gemiddelde
Dit noem je ook wel het rekenkundige gemiddelde. Het is een getal dat de gemiddelde waarde aangeeft van alle gemeten waarnemingen of uitkomsten. Daarbij is elk getal wat gemeten is evenveel waard. Formule: Totaal van alle waarnemingen/ alle verschillende waarnemingen
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld ongewogen gemiddelde
Een verkoper die internetabonnementen aan de deur verkoopt wil graag weten wat de gemiddelde prijs van die abonnementen is. Hij heeft op een middag 5 verschillende abonnementen verkocht voor de volgende bedragen: €55, €74, €57, €32 en €122. Wat is de ongewogen gemiddelde prijs van deze abonnementen?
€55+€74+€57+€32+€122 / 5 = €68
Slide 7 - Tekstslide
Jan heet in zijn supermarkt 3 wijnsegmenten. Segment 1 kost €5 per fles, segment 2 €10 per fles en segment 3 €15 per fles. Wat is het ongewogen gemiddelde?
A
5
B
10
C
15
D
30
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het nadeel van het ongewogen gemiddelde?
Slide 9 - Open vraag
ongewogen gemiddelde
Het ongewogen gemiddelde geeft niet altijd het beste beeld van wat "gemiddeld is". De meeste klanten in een winkel besteden bijv. €15 maar 1 klas besteed €2500. Dan kun je wel berekenen wat het ongewogen gemiddelde is maar de uitkomst zal een vertekend beeld geven.
Slide 10 - Tekstslide
Gewogen gemiddelde
Bij het gewogen gemiddelde neem je mee hoe vaak een waarneming is vastgesteld, waardoor deze nauwkeuriger is. De formule is: totaal van (waarneming x wegingsfactor) / totaal van de wegingsfactoren.
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld gewogen gemiddelde
Een verkoper die internetabonnementen aan de deur verkoopt wil graag weten wat de gemiddelde prijs van die abonnementen is. Hij heeft op een middag 5 verschillende abonnementen verkocht. 5 keer €55, 2 keer €74, 4 keer €57, 7 keer €32 en 1 keer een abonnement van €122. Wat is de gewogen gemiddelde prijs van deze abonnementen?
Slide 12 - Tekstslide
Hij heeft op een middag 5 verschillende abonnementen verkocht. 5 keer €55, 2 keer €74, 4 keer €57, 7 keer €32 en 1 keer een abonnement van €122. Wat is de gewogen gemiddelde prijs van deze abonnementen? Formule:
5 x 55 = €275 2 x 74 = €148 4 x 57 = €228 7 x 32 = €224 1 x 122 = €122 Totaal verkocht voor: €997 Aantal verkopen --> 5+2+4+7+1= 19 gewogen gemiddelde: 997/19 = €52,47
Slide 13 - Tekstslide
Jan heet in zijn supermarkt 3 wijnsegmenten. Wijn in segment 1 is €5 per fles vandaag heeft hij er 3 verkocht, segment 2 is €10 per fles en vandaag heeft hij er 12 verkocht en segment 3 is €15 per fles waarvan er 5 verkocht zijn. Wat is de gewogen gemiddelde prijs van 1 fles wijn?
A
20
B
30
C
10,50
D
11,05
Slide 14 - Quizvraag
Uitleg
Jan heet in zijn supermarkt 3 wijnsegmenten. Wijn in segment 1 is €5 per fles vandaag heeft hij er 3 verkocht, segment 2 is €10 per fles en vandaag heeft hij er 12 verkocht en segment 3 is €15 per fles waarvan er 5 verkocht zijn.
Wat is de gewogen gemiddelde prijs van 1 fles wijn?
3 x €5 = €15 12 x €10 = €120 5 x €15 = €75 Totaal omzet --> €210 Totaal verkochte flessen --> 19 210 /19 = €11,05
Slide 15 - Tekstslide
In de statistiek...
Worden vaak woorden gebruikt zoals de modus en de mediaan. Dit moet je berekenen/ analyseren en het kan handig te zijn om te weten voor je onderzoek.
Slide 16 - Tekstslide
Modus
Modus = gegeven die het vaakst voorkomt
Slide 17 - Tekstslide
Modus
Gegeven die het vaakst voorkomt. Besteding per klant
klant 1
Klant 2
Klant 3
Klant 4
Klant 5
€10
€20
€10
€30
€10
Slide 18 - Tekstslide
Jan heeft 10 klanten in zijn winkel gehad en gevraagd hoe tevreden zij waren met de service. De antwoordmogelijkheden waren: heel erg ontevreden, Niet tevreden, neutraal, tevreden en zeer tevreden. 1 klant heeft redelijk tevreden gezegd. 3 klanten zeiden neutraal. 6 klanten waren tevreden. Welk gegeven is de modus?
A
Tevreden
B
Ontevreden
C
Neutraal
D
Redelijk tevreden
Slide 19 - Quizvraag
Mediaan berekenen
Middelste getal bij waarnemingen
Slide 20 - Tekstslide
Mediaan berekenen
Stap 1: Zet alle waarnemingen op volgorde van klein naar groot
Stap 2: Bepaal het middelste waarneming: €10.
klant 1
Klant 2
Klant 3
Klant 4
Klant 5
€10
€20
€10
€30
€10
klant 1
Klant 3
Klant 5
Klant 2
Klant 4
€10
€10
€10
€20
€30
Slide 21 - Tekstslide
In een supermarkt zijn verschillende merken chocoladepasta te koop waarvan de prijzen flink verschillen. Merk 1: €2,00 , Merk 2: €1,50 , Merk 3: 3,69, Merk 4: 0,69 en merk 5: €1,99 Bereken de mediaan.
A
€0,69
B
€1,99
C
€1,97
D
€2,00
Slide 22 - Quizvraag
Mediaan berekenen
Zet eerst de getallen in volgorde. €0,69, €1,50, €1,99, €2,00, €2,69. Bepaal de middelste --> €1,99
Slide 23 - Tekstslide
In een supermarkt zijn verschillende merken chocoladepasta te koop waarvan de prijzen flink verschillen. Merk 1: €2,00 , Merk 2: €1,50 , Merk 3: 3,69, Merk 4: 0,69 , merk 5: €1,99 , Merk 6: €2,00 Bereken de modus.
A
€1,99
B
€2,00
C
€1,50
D
€3,69
Slide 24 - Quizvraag
In een supermarkt zijn verschillende merken chocoladepasta te koop waarvan de prijzen flink verschillen. Merk 1: €2,00 , Merk 2: €1,50 , Merk 3: 3,69, Merk 4: 0,69 , merk 5: €1,99 , Merk 6: €2,00 Bereken het rekenkundig gemiddelde