2F Mittwoch, den 5. Oktober 2022 K1:Aussprache

Kapitel 1: Ich
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 1: Ich

Slide 1 - Tekstslide

Mittwoch, den 5. Oktober 2022
  • Willkommen
  • Ziele
  • Sprechen: Aussprache
  • Lernliste: Spinner
  • Aussprache üben
  • Sprachmittel üben
  • Verb sein + Personalpronomen üben
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss

Slide 2 - Tekstslide

Ziele:
  • Je kunt klinkers in het Duits uitspreken.
  • Je kunt oefenen met de woorden uit de Lernliste.
  • Je kunt oefenen met de zinnen uit de Sprachmittel.
  • Je kunt het werkwoord sein toepassen.
  • Je kent de persoonlijke vnw. in het Duits.

Slide 3 - Tekstslide

Sprechen   Seiten 20-21
  1. Aufgabe 15: Aussprache
  2. Aufgabe 16: Wörter nachsprechen
  3. Aufgabe 17A: Wörter aussprechen -> zu zweit
  4. Aufgabe 18: Sprachmittel
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Lernliste: Spinner
Wörter üben.
Schreib die Antworten in dein Heft.

Slide 5 - Tekstslide

Aussprache Vokale üben:
  1. Buch
  2. Freundin
  3. Tier
  4. feiern
  5. neun
  6. dich
  7. spielen
  8. Bruder
  9. Leute
  10. bist

Slide 6 - Tekstslide

Sprachmittel üben:

Slide 7 - Tekstslide

Waar woon je?
Vertalen in het Duits?

Slide 8 - Open vraag

Waar kom je vandaan?
Vertalen in het Duits?

Slide 9 - Open vraag

Hoe oud ben je?
Vertalen in het Duits?

Slide 10 - Open vraag

Wat is je adres?
Vertalen in het Duits?

Slide 11 - Open vraag

Hoe heet je?
Vertalen in het Duits?

Slide 12 - Open vraag

Verb sein + Personalpronomen üben:

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ich ....
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
wir ...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
es ...
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ihr
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord in het Duits:
zij (enkelvoud)

Slide 18 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord in het Duits:
jullie

Slide 19 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord in het Duits:
u

Slide 20 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord in het Duits:
hij

Slide 21 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord in het Duits:
zij (meervoud)

Slide 22 - Open vraag

ik ben
Vertalen in het Duits.

Slide 23 - Open vraag

zij is
Vertalen in het Duits.

Slide 24 - Open vraag

wij zijn
Vertalen in het Duits.

Slide 25 - Open vraag

Hans und Gretel sind krank (ziek).
... liegen im Bett. (... liggen in bed).
Vervang Hans en Gretel voor een persoonlijk vnw.

Slide 26 - Open vraag

Woche 40 
  • Leren Lernliste bladzijde 26 helemaal
  • Leren Grammatik bladzijde 27: pers.vnw + werkwoord sein
  • Leren Sprachmittel Seite 27 + Seite 22


Slide 27 - Tekstslide

Beantwoord de vragen:
1. Wat gaat al goed?
2. Hoe heb je geleerd?
3. Ben je tevreden over jouw manier van leren?

Slide 28 - Open vraag

Zum Schluss:
Hoe leer je woordjes?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide