Geschiedenis H7

Geschiedenis H7
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Geschiedenis H7

Slide 1 - Tekstslide

7.1
De verlichting

Slide 2 - Tekstslide

Op welke revolutie werd de verlichting voortgebouwd?
A
De industriële revolutie
B
De wetenschappelijke revolutie
C
De landbouwrevolutie
D
De Glorious Revolution

Slide 3 - Quizvraag

Waarom hadden verlichte denkers kritiek op godsdienstige intoleranties?
A
Ze waren jaloers op de macht van de paus
B
Ze wilden dat iedereen hetzelfde geloof had
C
Ze dachten dat religie helemaal afgeschaft moest worden
D
Ze vonden dat alle religies gelijke rechten moesten hebben

Slide 4 - Quizvraag

Adel en geestelijkheid hadden allerlei voorrechten. Sommige verlichte denkers zoals vonden dat wel best, zoals _____
A
Rousseau
B
Montesquieu
C
Voltaire
D
Monsieur Fromage

Slide 5 - Quizvraag

Welk van deze soorten machten staat NIET in de trias politica?
A
Uitvoerende macht
B
Rechterlijke macht
C
Wetgevende macht
D
Organiserende macht

Slide 6 - Quizvraag

Wat is rationalisme?
A
Toepassing van het verstand voor kennis en verbetering
B
Het idee dat alles met logica te verklaren is
C
Verwerping van kennis die niet gebaseerd is op waarnemingen
D
Een vorm van denken die alleen door wetenschappers gebruikt mag worden

Slide 7 - Quizvraag

7.2
Het ancien régime

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het ancien régime?
A
het bestuur na de verlichting
B
het bestuur vóór een democratische revolutie
C
een periode waarin de adel volledige macht had over de bevolking
D
een oudere vorm van een constitutionele monarchie

Slide 9 - Quizvraag

Wie was de succesvolste vertegenwoordiger van het verlicht absolutisme?
A
Frederik de Grote
B
Lodewijk XIV
C
Napoleon Bonaparte
D
Catharina de Grote

Slide 10 - Quizvraag

Terwijl de Republiek op een monarchie begon te lijken, _____
A
werd het leger sterker en waren boeren minder arm
B
werden regenten expert in belastingontwijking
C
werd de macht gelijk verdeeld tussen de verschillende sociale klassen
D
werden regenten rijker en groeiden de schulden

Slide 11 - Quizvraag

Willem IV werd in 1751 door Willem V opgevolgd als _____
A
stadhouder
B
koning
C
leenheer
D
minister

Slide 12 - Quizvraag

Geef de juiste volgorde van macht in de standenmaatschappij van Frankrijk (veel macht -> weinig macht)
A
adel en geestelijkheid -> boeren -> bourgeoisie -> arbeiders
B
adel en geestelijkheid -> bourgeoisie -> arbeiders -> boeren
C
adel en geestelijkheid -> bourgeoisie -> boeren -> arbeiders
D
adel en geestelijkheid -> arbeiders -> bourgeoisie -> boeren

Slide 13 - Quizvraag

7.3
De democratische revoluties

Slide 14 - Tekstslide

Welk van deze feiten over de Amerikaanse Revolutie klopt NIET?
A
het Congres kreeg de wetgevende macht
B
het eindigde in 1787 met de VS als democratische rechtsstaat
C
het werd direct geïnspireerd door de Franse Revolutie
D
de VS verklaarde hun onafhankelijkheid in 1776

Slide 15 - Quizvraag

De Staten-Generaal riep de Bataafse Republiek uit en legde mensenrechten vast. Ook kwam er godsdienstvrijheid en _____
A
de invoering van directe democratie
B
de oprichting van een constitutionele monarchie
C
scheiding van kerk en staat
D
vrijheid van meningsuiting

Slide 16 - Quizvraag

In welk jaar werd Nederland een eenheidsstaat met algemeen mannenkiesrecht?
A
1797
B
1798
C
1799
D
1800

Slide 17 - Quizvraag

In 1786 werden regenten in Utrecht door patriotten verjaagd. Prinses Wilhelmina vroeg hulp aan _____ om een eind aan deze democratische beweging te maken.
A
de koning van Pruisen
B
de koning van Frankrijk
C
de keizer van Oostenrijk
D
de stadhouder van Nederland

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van gebeurtenissen?
A
Amerikaanse Revolutie -> Franse Revolutie -> Bataafse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie -> Bataafse Revolutie -> Franse Revolutie
C
Franse Revolutie -> Bataafse Revolutie -> Amerikaanse Revolutie
D
Bataafse Revolutie -> Amerikaanse Revolutie -> Franse Revolutie

Slide 19 - Quizvraag

In 1799 greep Napoleon de alleenheerschappij, en liet deze staatsgreep meer democratisch lijken door middel van een _____
A
grondwet
B
verkiezing
C
volksvertegenwoordiging
D
referendum

Slide 20 - Quizvraag

7.4
Kolonialisme en slavernij

Slide 21 - Tekstslide

Waardoor bereikte de trans-Atlantische slavenhandel een hoogtepunt in de 18e eeuw?
A
meer Europese landen gingen meedoen aan de slavenhandel
B
de Europese overheersing werd verder uitgebouwd
C
de prijs van slaven daalde enorm
D
er was veel vraag naar de producten die op de plantages werden verbouwd

Slide 22 - Quizvraag

Nederland deed mee aan de slavenhandel sinds _____
A
de handel en het interesse in specerijen was gestopt
B
er meer vraag was naar op-plantage-verbouwde producten
C
de WIC gebieden veroverde
D
het oprichten van de VOC

Slide 23 - Quizvraag

In de tijd van pruiken en revoluties ontstond het abolitionisme. Waardoor werd dit geïnspireerd?
A
het christendom
B
de verlichting
C
de democratische revoluties
D
het socialisme

Slide 24 - Quizvraag

In welk land was het abolitionisme het grootst?
A
Frankrijk
B
Spanje
C
Groot-Brittannië
D
Nederland

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van de afschaffing van slavernij in de Nederlandse kolonies?
A
Nederlands-Indië -> Suriname -> de Antillen
B
Suriname -> Nederlands-Indië -> de Antillen
C
de Antillen -> Suriname -> Nederlands-Indië
D
Nederlands-Indië -> de Antillen -> Suriname

Slide 26 - Quizvraag

Wat vond je van de quiz?!?!?!?!?!?
A
leuk
B
stom
C
banana
D
geweldig

Slide 27 - Quizvraag