KD Bino: lesweek 2

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
KD binoculair zienMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen week 2
Aan het einde van deze week kun je:
  • de verschillende oorzaken van scheelzien benoemen.
  • de verschillende gevolgen van scheelzien benoemen.
  • het begrip microtropie uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Herhaling van vorige les.
Wat heb je onthouden?
Probeer de volgende vragen te maken, zonder terug te kijken in je aantekeningen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een constante en een intermitterende heterotropie?

Slide 4 - Open vraag

Leg uit wat een sensorische en motorische fusie is.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen comitant en incomitant scheelzien?

Slide 6 - Open vraag

Opdracht
Lees het artikel "Gelukkig met suppressie" die op Teams bij de bestanden van week 2 staan.
(of klik hier voor een directe link naar het artikel).

Beantwoord de volgende vragen.

Slide 7 - Tekstslide

Is dit artikel betrouwbaar?
Waarom wel, of waarom niet?

Slide 8 - Open vraag

Wat is fysiologische suppressie?

Slide 9 - Open vraag

Wanneer spreken we van fysiologische diplopie?

Slide 10 - Open vraag

Wat is retina-rivaliteit?

Slide 11 - Open vraag

Waarom moeten we blij zijn met suppressie?

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van scheelzien?
Het vermogen dat twee beelden tot één beeld kan samensmelten ontwikkelt zich in de eerste 6-7 levensjaren.

Dit heet binoculair zien.

Wanneer iets in deze ontwikkeling misgaat, kan scheelzien optreden.

Oorzaken van scheelzien kunnen zijn:
  • erfelijke aandoening
  • oogheelkundige afwijking
  • refractie afwijking: hoge plussterkte is een risicofactor en het verschil in sterkte in beide ogen is een risicofactor.
  • medische problemen in de periode rond de geboorte
  • hersenzenuw aandoening
  • overige factoren zoals: vroeggeboorte en roken tijdens de zwangerschap, blootstelling aan drugs tijdens zwangerschap door moeder.

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van scheelzien?
Strabismus komt bij 2-5% van de kinderen tussen de 0,5-6 jaar voor.
Dit is gelijk bij diverse etnische groepen.

Strabismus kan ook voorkomen bij volwassenen door bijvoorbeel:
  • trauma
  • operatieve ingrepen
  • schildklierafwijking
  • hersenzenuw aandoening
  • neurologische afwijkingen

Slide 14 - Tekstslide

Gevolgen strabismus
Scheelzien kan gevolgen hebben, afhankelijk van de leeftijd wanneer het scheelzien ontstaat.

• Op jonge leeftijd ontstaat er eerder een amblyopie.
Door de amblyopie ontstaat er een dubbelbeeld. De hersenen zijn op jonge leeftijd nog in staat om het beeld te onderdrukken. De ontwikkeling van dit oog blijft achter en gezichtsvermogen blijft achter. Het oog wordt hierdoor lui (amblyopie). Wanneer beide ogen afwisselend met elkaar kijken, is de kan op een amblyoop oog kleiner.
Een lui oog gaat niet vanzelf over. Er moet tijdig begonnen worden met de behandeling van het luie oog, het liefst voor het 6e levensjaar.

• Ontstaat een scheel oog na het 8e levensjaar kunnen er klachten van dubbelzien ontstaan. Het afwijkende beeld kan niet meer onderdrukt worden door de hersenen.
Scheelzien leidt dan niet tot een lui oog omdat de hersenfuncties dan al volledig zijn ontwikkelt.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Opdracht
Lees in de reader het hoofdstuk 'Oorzaken van scheelzien' tot en met 'Oogstanden' en 'Suppressie'. 

Slide 17 - Tekstslide

Microtropie
Een microtropie duidt op een constant aanwezige minimale esotropie (alle afstanden, alle blikrichtingen) en is niet of nauwelijks met het blote oog waarneembaar. De kans op aanwezigheid van een amblyopie is erg groot. Deze scheelziensvorm wordt dan ook makkelijk gemist. Een micro-exotropie bestaat wel, maar komt zelden voor.

Kenmerken:
• Maximaal 10 prdpt. Spontaan alterneren is zeldzaam.
• Cosmetisch niet storend (vrijwel niet zichtbaar).
• Slechtere of afwezige stereopsis.
• Meestal monoculaire visus van één oog minder.

De behandeling van een microtropie bestaat eruit om op zo jong mogelijke leeftijd de refractie met een bril te corrigeren. Daarna volgt vaak een amblyopie behandeling (afplakken). Het risico bestaat, dat wanneer je op latere leeftijd gaat afplakken er diplopie ontstaat. Deze dubbelbeelden zijn niet meer op te lossen. Ook visuele training kan op latere leeftijd diplopie klachten veroorzaken.

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen week 2
Aan het einde van deze week kun je:
  • de verschillende oorzaken van scheelzien benoemen.
  • de verschillende gevolgen van scheelzien benoemen.
  • het begrip microtropie uitleggen.

Slide 19 - Tekstslide

De leerdoelen van deze week zijn duidelijk:
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll