KD Bino: lesweek 1

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
KD binoculair zienMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Relevantie van het keuzedeel
In het keuzedeel 'verdieping binoculair zien en vooronderzoek' wordt een theoretische verdieping gegeven omtrent het binoculaire zien en vooronderzoeken.

Het keuzedeel is daarmee in het bijzonder interessant met het oog op doorstroom naar het HBO waar Optometrie - Orthoptie wordt aangeboden.

Slide 2 - Tekstslide

Het keuzedeel
De werkzaamheden van de beginnend beroepsbeoefenaar zijn divers maar gestructureerd. Hij heeft te maken met verschillende typen klanten waarvoor zijn advies altijd weer maatwerk betreft. Om de klant beter te kunnen informeren en adviseren, en tevens de doorstroom naar het post-mbo/hbo onderwijs te ondersteunen, is specialistische kennis van binoculair zien en vooronderzoek van belang. Deze kennis gaat verder dan de kennis uit het kwalificatiedossier Optiek, maar gaat minder ver dan de kennis van de optometrist of orthoptist.

Specialistische kennis van het binoculaire zien geeft meer inzicht in het ontdekken van pathologie, terwijl specialistische kennis van de functie en werking van diverse binoculaire testen meer inzicht geeft in refracties die anders lopen dan standaard het geval is. Specialistische kennis van vooronderzoek geeft bijvoorbeeld meer inzicht in de noodzaak en snelheid van vervolgonderzoek door een specialist.

De beginnend beroepsbeoefenaar zal regelmatig geconfronteerd worden met vaktermen in het Engels.

Slide 3 - Tekstslide

Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
● heeft specialistische kennis van binoculair zien (waaronder tropieën en forieën, incomitant en concomitant strabisme)
● heeft specialistische kennis van accommodatie, convergentie en hun relatie (fysiologie, stoornis, pathologie)
● heeft specialistische kennis van oogbewegingen (neurologisch, mechanisch, fysiologisch/pathologisch)
● heeft specialistische kennis van de werkwijze van testen voor prismatische correcties (heteroforie correctie)
● heeft specialistische kennis van het gezichtsveld en defecten en de werking van de confrontatieveldtesten
● heeft specialistische kennis van de functie van de diverse onderdelen van de Haase-test
● heeft specialistische kennis wanneer welke (binoculaire) testen uit te voeren als: covertest, spierbalanstesten met en
  zonder fusie, motiliteit (versies en ducties), accommodatie amplitude (AA), nabijpuntconvergentie (NPC), stereopsistest.
● Amslertest, pupilreflexbeelden en pupilreacties
● heeft kennis van de Engelse benamingen en omschrijvingen van de behandelde (binoculaire) testen en vooronderzoeken
● heeft kennis van de werking en functie van het (direct) oogspiegelen.

Slide 4 - Tekstslide

De lessen
De lessen van dit keuzedeel zijn iedere maandag van 16.30-17.30 uur.
Dit betekent dat een groot deel van jullie meerdere uren moeten wachten op dit keuzedeel.

De lessen van dit keuzedeel  mogen jullie daarom via deze online leeromgeving zelfstandig volgen.
Je kan zelf bepalen welk moment je in de week aan het keuzedeel gaat werken.

Iedere week zal een weekopdracht via Teams worden klaargezet.
Je hebt een week de tijd om deze in te leveren.
Ingeleverde opdrachten zorgen voor de aanwezigheidsregistratie.

Slide 5 - Tekstslide

De lessen
Voor het keuzedeel 'verdieping binoculair zien en vooronderzoek' heb je de reader nodig.
Deze is te bestellen via Studers (klik op de link).

Heb je de reader nog niet aangeschaft? Neem dan even contact met mij op.

Heb je tijdens het volgen van de lessen vragen, laat mij dit tijdens de refractie praktijklessen weten.
Uiteraard kan je ook altijd via Teams contact met mij opnemen.

Wil je bepaalde testen in de praktijk zien en/of uitvoeren, kan dit ook tijdens de refractie praktijklessen.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen week 1
Aan het einde van deze week kun je:
  • het verschil tussen motorische en sensorische fusie uitleggen.
  • het begrip strabisme uitleggen.
  • onderscheidt maken tussen de verschillende oogstanden.
  • het verschil tussen intermitterende en constante heterotropieën uitleggen.
  • het verschil tussen comitant en incomitant scheelzien uitleggen.

Slide 7 - Tekstslide

Sensorische & motorische fusie
Voor goed binoculair zien zijn er twee beelden nodig, één van elk oog.

Anatomisch gezien staan onze ogen iets naar buiten toe gedraaid.
Door het samensmelten (fusie) van deze twee beelden, is het mogelijk dat de ogen recht staan.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Lees in de reader het hoofdstuk 'Binoculair zien', 'Oogstanden' en 'Fusie'. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het doel van een oogmeting?

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de voordelen van de binoculaire refractie balanstesten met fusiedwang?

Slide 11 - Open vraag

stukje neusbeen
bovenste schuine oogspier
bovenste rechte oogspier
binnenste rechte oogspier
buitenste rechte oogspier
onderste rechte oogspier
onderste schuine oogspier

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is de voornaamste reden om een amblyoop oog te behandelen?

Slide 13 - Open vraag

Beschrijf wat we verstaan onder motorische fusie.

Slide 14 - Open vraag

Beschrijf wat we verstaan onder sensorische fusie.

Slide 15 - Open vraag

Sensorische fusie
Tijdens de fusie worden twee aparte beelden met elkaar
samengesmolten. De overeenkomsten tussen beide beelden
worden samengevoegd en de kleine verschillen tussen beide
beelden worden toegevoegd.

Hierdoor zijn we in staat om diepte te zien, oftewel 3D waar te
nemen.

Wanneer beide beelden door de hersenen bij elkaar worden
gebracht, spreken we van sensorische fusie.

Slide 16 - Tekstslide

Motorische fusie
Bij motorische fusie zijn de oogspieren die zorgen voor de rechte oogstand.
De oogspieren zorgen ervoor dat de beelden op het centrale deel van ons netvlies worden afgebeeld.

Het beeld van het rechteroog wordt op dezelfde plek projecteert in het rechteroog, als het beeld van
het linkeroog wordt afgebeeld in het linkeroog.

Wanneer hier een verschil in zit worden de oogspieren gestimuleerd om dit te corrigeren.
Hierdoor komen beide ogen recht te staan.

Slide 17 - Tekstslide

Sensorische en motorische fusie
Deze fusie is alleen mogelijk wanneer de verschillen tussen beide ogen zeer klein zijn.

Wanneer het verschil tussen beide ogen te groot wordt, dan ontstaan er dubbel beelden (diplopie) of
een van de beelden wordt onderdrukt (suppressie).

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer is een artikel betrouwbaar?
De wereld om ons heen blijft voortdurend veranderen. 
Leveranciers blijven nieuwe producten ontwikkelen en verbeteren. 

Als opticien moet je deze nieuwste ontwikkelingen blijven volgen om up to date te blijven.

Het is belangrijk dat je altijd kritisch blijft kijken naar de producten en informatie die de leveranciers jouw aanbieden.
Soms is het verstandig om ook zelf onderzoek te doen naar de nieuwste inzichten. Dit kan je doen door zelf op zoek te gaan naar, betrouwbare, informatie.

Maar wanneer is deze informatie betrouwbaar?

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
Bekijk de volgende 2 artikelen:

(klik op de link, of kijk in Teams bij bestanden voor de artikelen).

Slide 20 - Tekstslide

Zijn deze artikelen betrouwbaar?
- waarom wel, waarom niet?
- waar moet een betrouwbaar artikel aan voldoen?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Video

Wat vind je nu van de betrouwbaarheid van de artikelen?

Slide 23 - Open vraag

Opdracht
Lees in de reader het hoofdstuk 'Strabismus' tot en met 'Cyclotropie'.

Slide 24 - Tekstslide

Intermitterende en constante heterotropie
Intermitterende exotropie

De exotropie is niet de gehele dag aanwezig.

Wanneer beide ogen recht staan bij een
intermitterende tropie, dan is er vaak goed
binoculair zicht aanwezig.
Zodra één oog naar buiten draait, zorgt
suppressie ervoor dat er geen dubbelbeelden
ontstaan.
Constante exotropie

Een constante exotropie op alle afstanden en in
alle blikrichtingen is redelijk zeldzaam.

Meestal is er sprake van intermitterende
exotropie.

Als op jonge leeftijd al een constante exotropie
aanwezig is, dan is er kans op amblyopie.

Slide 25 - Tekstslide

Intermitterende en constante heterotropie
Intermitterende esotropie

Hierbij is er sprake van een esotropie op een
bepaalde afstand.

Het kan in de loop van de dag ontstaan door een
teveel aan accommodatie.

Kans op amblyopie is gering, omdat op bepaalde
afstanden sprake is van goed samenwerkende
ogen.

Constante esotropie

Een esotropie die aanwezig is op alle afstanden
en in alle blikrichtingen.

Het ontstaan van een amblyopie bij een
constante esotropie op jonge leeftijd is erg
groot.

Ontstaat een constante esotropie op latere
leeftijd, dan is er vaak sprake van dubbelzien.

Slide 26 - Tekstslide

Comitant en incomitant scheelzien
Comitant
Scheelzienshoek is in alle blikrichtingen gelijk.

Incomitant
De scheelzienshoek verandert bij bepaalde blikrichtingen.

incomitant scheelzien
de scheelzienshoek is in de 9 verschillende blikrichting anders.
klik hier:

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen week 1
Aan het einde van deze week kun je:
  • het verschil tussen motorische en sensorische fusie uitleggen.
  • het begrip strabisme uitleggen.
  • onderscheidt maken tussen de verschillende oogstanden.
  • het verschil tussen intermitterende en constante heterotropieën uitleggen.
  • het verschil tussen comitant en incomitant scheelzien uitleggen.

Slide 28 - Tekstslide

De leerdoelen van deze week zijn duidelijk:
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll