2A9feb24
1 / 13
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een question tag?
A
Een bevestigende zin
B
Een ontkennende zin
C
Een korte vraag
D
Een lange vraag
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Question tags:
Als de zin [...] is,
dan is de tag [...]
Als de zin [...] is,
dan is de tag [...]
A
bevestigend, bevestigend
B
ontkennend, bevestigend
C
bevestigend, ontkennend
D
ontkennend, ontkennend
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Question tags.
She is 35, .............. ?
She is 35, .............. ?
A
is she
B
isn't she
C
does she
D
doesn't she
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat wordt de question tag?
She was late,..........?
She was late,..........?
A
was she
B
wasn't she
C
is she
D
isn't she
Slide 7 - Quizvraag
Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.
Wat wordt de question tag?
The bank is next to the supermarket....?
The bank is next to the supermarket....?
A
was it?
B
is he?
C
isn't it?
D
wasn't it?
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat wordt de question tag?
Pete is sick,............?
Pete is sick,............?
A
is he
B
isn't he
C
is Pete
D
isn't Pete
Slide 9 - Quizvraag
Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.
Pete is een naam en die mag niet in de tag voorkomen. Pete is een he.
Ik snap de question tags.
A
Ja.
B
Nee.
C
Met een beetje meer hulp.
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 12 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
