Bronnenopdracht

Mededeling
Deze periode:
Gelabelde vakflex VNL: do. 1e uur 
Iedereen is welkom!

Examentraining KVC: di. 3e uur  en do. 1e uur 
Wekelijks staat er een vaardigheid centraal! 
Iedereen uit 5 havo en 6 vwo 


1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Mededeling
Deze periode:
Gelabelde vakflex VNL: do. 1e uur 
Iedereen is welkom!

Examentraining KVC: di. 3e uur  en do. 1e uur 
Wekelijks staat er een vaardigheid centraal! 
Iedereen uit 5 havo en 6 vwo 


Slide 1 - Tekstslide

Bronnenopdracht 'Gouden Jaren'
  1. Lees de bronnen door
  2. Leg per bron uit welke ontwikkeling er wordt beschreven. 
  3. Zoek een passende afbeelding bij de bron. (jaren '40 tot '70) 

Slide 2 - Tekstslide

In de negentiende eeuw waren de mensen zo arm dat ze bijna al hun geld aan eten moesten uitgeven. Rond 1900 daalde het aandeel van voedsel voor het eerst onder de 50 procent en na de oorlog zetten die trend verder door: in 1960 gaven Nederlanders ongeveer een derde van hun inkomen aan eten uit. Daarna zakte dat aandeel nog verder: tot 16 procent in 1980 en tot 11 procent in 2011.
Bron 1: Gouden jaren, p.22.

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 4 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 5 - Open vraag

In 1964 nam Philips een enquête af met de vraag hoeveel uren per dag vrouwen aan het huishouden moesten besteden. Daar kwam uit ze er van maandag tot en met vrijdag gemiddeld 9,5 uur per dag aan kwijt waren. Op zaterdag was dat 8,5 uur en op zondag 4,5 uur.
Bron 2: Gouden jaren, p.53.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 7 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 8 - Open vraag

In 1964 bezat 96 procent van de huishoudens een stofzuiger. Nergens in Nederland zie je nog vrouwen met een mattenklopper te lijf gaan. De meeste losse maten en kleden zijn vervangen door kamerbreed vast tapijt en bovendien heeft de stofzuiger het werk van de mattenklopper grotendeels overgenomen.
Bron 3: Gouden jaren, p.61.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 10 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 11 - Open vraag

Van geen enkel apparaat staat het nut zo onomstotelijk vast als dat van de koelkast. In 1957 had slechts 3 procent van de huishoudens er een, in 1962 was dat 19 procent, in 1972 was dat verder opgelopen tot 88 procent en tegenwoordig staat hij in iedere keuken.
Bron 4: Gouden jaren, p.63.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 13 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 14 - Open vraag

Sinds de introductie begin jaren negentig is het aantal mobiele telefoons in Nederland in rap tempo gestegen en in 1999 waren er al meer dan 5 miljoen. In 2014 zijn dat er inmiddels ruim 20 miljoen, terwijl sinds 1995 het aantal vast aansluitingen met een kwart is gedaald van ruim 8 miljoen naar 6 miljoen. In 1955 waren er maar 700 000 aansluitingen in Nederland, veelal zakelijke. Op elke honderd gezinnen hadden er zestien een telefoon. De overige 84 procent moest het zonder stellen en vond dat het heel gewoon.
Bron 5: Gouden jaren, p.109-110.

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 16 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 17 - Open vraag

In 1957 moesten de gezamenlijke oproepen het met 12 uur zendtijd per week doen. In november 1961, de maand die wordt gezien als belangrijke mijlpaal omdat er toen het miljoenste televisietoestel werd geregistreerd, was er slechts één zender in de lucht en die zond 24 uur uit. Niet per dag, maar per week. De overige 144 uur was er allen het testbeeld.
Bron 6: Gouden jaren, p.129.

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 19 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 20 - Open vraag

In het ogenschijnlijke rustige Nederland van 1956 vielen maar liefst 1600 verkeersdoden, tegen 570 in 2013. En intussen rijden er wel 26 keer zoveel auto’s in Nederland. Terwijl dat er in 1956 300 000 waren, zijn dat er pakweg nu 8 miljoen. Als dat gelijke trend had gehouden dan zouden er nu 42 000 mensen per jaar omkomen in het verkeer.
Bron 7: Gouden jaren, p.148.

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 22 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 23 - Open vraag

In 1950 ging 18 procent van alle Nederlanders wel eens met vakantie. In 1960 was dat 30 procent en in 1970 ging de helft van de Nederlanders in ieder geval één keer per jaar met vakantie. In 2012 was dat ruim 80 procent. Van hen was liefst 75 procent in dat jaar minstens één keer naar het buitenland gegaan en gemiddeld trokken de vakantiegangers er drie keer per jaar op uit.
Bron 8: Gouden jaren, p.192.

Slide 24 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 25 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 26 - Open vraag

In 1950 was bij mannen de gemiddelde leeftijd bij overlijden 59,3 jaar en in 2012 was dat 15,3 jaar hoger: 74,6 jaar. Bij vrouwen is de stijging nog opmerkelijker, bij hen steeg de gemiddelde leeftijd bij overlijden met 16,7 jaar van 63,2 jaar in 1950 tot 79,9 jaar in 2012.
Bron 10: Gouden jaren, p.225.

Slide 27 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 28 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 29 - Open vraag

In de landbouw werkte in 1950 ruim een half miljoen mensen. In 2011 was dat aantal geslonken tot 139 000. Toch is de totale Nederlandse landbouwproductie tussen 1950 en 2011 vervijfvoudigd. Er wordt dus per persoon twintig keer zoveel voedsel geproduceerd als in 1950.
In 1964 werd er een bijzonder omslagpunt bereikt: voor het eerst werden in de Nederlandse landbouwgeschiedenis meer tractoren dan paarden gebruikt.   
Bron 11: Gouden jaren, p.286/287 

Slide 30 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 31 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 32 - Open vraag

In 1948 opende Dirk van den Broek een zelfbedieningszaak en later volgde Albert Heijn. Zelfbediening werd een enorm succes. In 1971 sloot Albert Heijn de laatste toonbankwinkel. In 2014 gaan Albert Heijn en Jumbo in sommige filialen al zover, dat ze hun klanten een zelfscanner geven en ze het werk van de caissière laten doen.
Bron 14: Gouden jaren, p.297.

Slide 33 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 34 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 35 - Open vraag

De arbeidsparticipatie van vrouwen schommelde in de jaren zeventig rond de 30 procent. In 1985 was dat 34 procent, in 2008 liefst 62 procent. Het vergelijkbare cijfer voor mannen lag tot midden jaren zeventig boven en in 2008 boven de 80 procent.
Bron 15: Gouden jaren, p.327.

Slide 36 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 37 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 38 - Open vraag

De Chinees was dé plek om naartoe te gaan als er bij hoge uitzondering (in de jaren vijftig en zestig) buiten de deur werd gegeten. De nasi, bami en rijsttafel van de Chinese restaurant waren grotendeels op de Indonesische keuken geïnspireerd. (In de loop van de jaren zeventig) Later openden voormalige Italiaanse gastarbeiders de eerste pizzeria’s in Nederland. Toch bleef buitenlands eten aanvankelijk iets uitzonderlijks.
Bron 16: Gouden jaren, p.25.

Slide 39 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 40 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 41 - Open vraag

In de woningwet van 1952 werd bepaald dat nieuw te bouwen woningen moesten zijn voorzien van een ‘badgelegenheid’. Vaak werd er toen in de badcel een zitbad ingebouwd. Overigens wist lang niet iedereen wat je met zo’n nieuwigheid aan moest en mensen gebruikten de badcel soms om er aardappels in op te slaan.
Bron 18: Gouden jaren, p.50.

Slide 42 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 43 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 44 - Open vraag

In de jaren vijftig kende Nederland het zogenaamde Engelse weekend. Dat wil zeggen dat arbeiders niet alleen op zondag, maar ook op zaterdagmiddag vrij hadden. Dat was zo geregeld in de Arbeidswet van 1919, een wet die een reactie was op de Russische Revolutie. Toen de communisten in 1917 in Rusland de macht overnamen, voerden zij onder meer een 8-urige werkdag in, wat in die tijd overal in Europa een belangrijke eis van de vakbeweging was. Toen de communistische revolutie naar andere landen dreigde over te slaan, waren de meeste overheden er als de kippen bij om wettelijk een maximumwerktijd te regelen en op die manier de revolutionairen de wind uit de zeilen te nemen.
Bron 29: Gouden jaren, p.330.

Slide 45 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 46 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 47 - Open vraag

Mensen konden zich een auto veroorloven maar er was nog nauwelijks vermaak. De auto werd aan de kant van de snelweg gezet, klapstoelen uit de achterbak gehaald, om vanuit de berm naar passerende auto’s te gaan kijken. Lang heeft dit bermtoerisme niet geduurd. Omdat het vrij gevaarlijk was, werd het halverwege de jaren zestig verboden om zonder dwingende reden langs de snelweg te stoppen.
Bron 30: Gouden jaren, p.332.

Slide 48 - Tekstslide

Leg uit welke ontwikkeling er wordt beschreven.

Slide 49 - Open vraag

Zoek een passende afbeelding bij de bron.

Slide 50 - Open vraag